Tijn Baart, oprichter van IJsbaart, is opgeleid als kok en begon met de verkoop van zijn zelfgemaakte ijs vanuit een foodtruck. Sinds vorig jaar is Roderick Verplanken de marketingman bij IJsbaart. Onder zijn leiding heeft het merk een grote metamorfose ondergaan en is besloten om het ijs 100 procent plantaardig te maken. Dat lijkt effect te sorteren; het merk groeit in de horeca en ligt sinds dit jaar ook bij Albert Heijn.
RV: ‘Ik denk het wel. Dat is waarom ik anderhalf jaar geleden bij IJsbaart ben ingestapt. Tijn wist dat hij een supermooi product had, maar hij kwam niet verder. Eén van de oorzaken was dat zowel het product- als merkverhaal een beetje diffuus was. In sommige producten zat zuivel, in sommige niet. Er zat suiker in en alle verpakkingen zagen er anders uit.’
TB: ‘Ik werkte bij een chef met een foodtruck, waarin hij zijn eigen kroketten verkocht. Ik wilde ook gaan ondernemen en een food truck was een hele makkelijke manier om iets te beginnen. Het is kleinschalig, je timmert iets in elkaar, je maakt een product en gaat er de bühne mee op.’
TB: ‘Ik weet het niet precies meer, het was een soort samenloop van omstandigheden. Ik werkte als chef bij Hippie Fish, een strandtent, en zag daar veel ijs voorbijkomen. Altijd dezelfde ijsjes. Ik dacht; dat moet toch beter kunnen? En in ijs kon ik echt mijn creativiteit kwijt. Er kwamen de gekste smaken uit; mango-chili, peper met een vleugje kardemom, enzovoorts.’
TB: ‘Exact. En tijdens festivals gewoon proberen. Ik kwam er alleen best snel achter dat voor de gemiddelde Nederlander mandarijn, rozemarijn en grapefruit nogal spannende smaken zijn. Dus ben ik het product gaan versimpelen.’
TB: ‘We kregen al hele goeie reacties van de mensen bij de foodtrucks. En op een gegeven moment vertelde ik aan mijn baas bij Hippie Fish dat ik ijs maakte. Nadat hij het geproefd had, zei hij: doe maar mango en een aardbei, voor alle vijf mijn strandtenten, dus veertigduizend stuks. Normaal deden we een paar duizend voor een festival, dus dat was wel even schakelen...’
RV: ‘Goeie vraag. Concurreren met de vegan-Magnum gaat je niet lukken. Maar de ijsmarkt heeft de afgelopen decennia min of meer stil gestaan. Dus écht een ander ijsje brengen, maakt al een groot verschil. Zowel qua smaak als dat we 100 procent plantaardig zijn. En onze fruitijsjes bevatten geen toevoegingen, zelfs geen suikers. Maar het moet wel echt superlekker zijn. Anders kom je er niet tussen.’
TB: ‘Je kunt verschillende plantaardige producten gebruiken: erwten, tuinbonen, cashewnoten, kokos, rijst. Die ga je allemaal af. En cashew kwam het beste uit de bus, want veel andere producten hadden een bijsmaak. En dan laat je het proeven en zie je de gezichten vertrekken van, huh, is dit plantaardig? Dan weet je dat je goed zit.’
RV: ‘Tijn begon met het maken is van plantaardig ijs in de coronatijd. De hele horeca ging dicht. En op dat moment kwamen de Flitsbezorgers en dacht Tijn, hoe kan ik hiervan onderdeel worden? In die markt had je heel veel kleine ijscups, allemaal met zuivel bereid. Met een plantaardige optie was Tijn uniek en dat sloeg ook nog eens enorm aan. En toen zijn we samen met Prosper & Bloom naar de tekentafel gegaan en kwamen we erachter dat iets goeds doen voor de wereld eigenlijk al heel erg in ons zat. Dat was het moment ook dat we afscheid namen van zuivel.'
TB: Ja, heel erg. Toen hebben we écht de switch gemaakt.
RV: ‘Zij zeiden; jullie maken het ijs van de toekomst. En zo hadden we er nooit naar gekeken, dat heeft onze ogen wel echt geopend. Dat we de nummer één challenger willen worden in de ijscategorie. Dat zie je dus ook heel erg terug in de rebranding; we stralen nu met mooie kleuren en we hebben characters op de verpakking geplaatst. En de productnamen springen eruit.’
RV: ‘Ja, zeker wel. We hadden best al veel dingen in ons hoofd, die we onder begeleiding goed op papier hebben gekregen. En ook echt dat proces sámen doorleven. Waardoor je inderdaad misschien wel wat meer zelfvertrouwen krijgt. Door corona had het bedrijf ook best wat klappen gehad. Dus we stonden op het punt van: gaan we door en gaan we vliegen of was het een hele leuke hobby en stopt het hier.’
RV: ‘Zeker. Want één van onze hardlopers was Cheesecake-Bosbessen, mét zuivel. Die hebben we moeten killen. Maar omdat we met elkaar het gevoel hadden dat de puzzelstukjes in elkaar waren gevallen, konden we dat. Zeker met de rebranding die we daarna hebben doorgevoerd.’
TB: ‘Het was voor mij wel een uitdaging. Ik bedoel, cheesecake, blauwe bes en gecondenseerde melk. Er is niets lekkerders dan dat. Hoe maak je dat plantaardig? Maar ik ben eraan gaan sleutelen. En op een gegeven moment zei iemand; ik vind dit eigenlijk wel lekker, man.’
RV: ‘Men vroeg ons altijd, wat maakt jullie dan anders? Of: waarom moet ik voor jullie kiezen? En nu was het verhaal ineens heel simpel. Onze mensen konden nu in dertig seconden hun sales pitch houden. En dat is bij een horecaondernemer best wel waardevol, want die heeft weinig tijd en niet zoveel zin om met dit soort dingen bezig te zijn.’
TB: ‘En dan laat je ze onze producten proeven en dan zie je die ogen gaan. Dan zeggen ze; oké, je hebt me. Dat vind ik zó prachtig aan eten.’
TB: ‘Ja, op zich wel, maar ik moet er wel een beetje vanaf dat ik gewoon alles maak wat in mijn hoofd zit. Roderick komt nu met data, over welke smaken het goed doen en welke niet. En welke smaakprofielen bij welke doelgroepen passen.’
RV: ‘Nee, want de grap is dat Tijn constant wordt uitgedaagd om iets te doen met de smaaktrends in de markt. We willen natuurlijk geen copycat zijn, dus hij moet wel de echte IJsbaart-variant bedenken. En dáár zit de creativiteit in.’
RV: ‘Eigenlijk wel, ja. En daarna is het ook echt een proces van trial en error, met vele iteraties.’
RV: ‘We komen toevallig net terug van een hei-sessie in Friesland; vier dagen hebben we het over dit soort dingen gehad. Ons doel; eerst de nummer één challenger in Nederland worden. En vanuit daar onze vleugels uitslaan naar het buitenland. We zijn nu voorzichtig al bezig in België, maar dat willen we langzaam doen. Eerst moeten we de basis in Nederland goed hebben staan. Zeker in het retaillandschap. Gelukkig zien de rotatie-cijfers bij Albert Heijn er al best goed uit.’
TB: ‘De cashewpasta die we gebruiken komt bijvoorbeeld van Johnny Cashew. En we krijgen de bananenpuree van The Banana Factory. Het gaat om reststromen, omdat je werkt met gebroken cashews of bananen die niet meer in het gewone circuit verkocht kunnen worden. Zo maken we van voedselverspilling iets moois.’
RV: ‘Deze reststromen sluiten ook mooi aan op onze positionering. Want we zijn een impactgedreven ijsmerk dat nadenkt over mens, dier en planeet. We gebruiken geen dierlijke producten, proberen de mens op een lekkere manier te laten zien dat goed doen leuk is. En we doen er alles aan om zo min mogelijk impact te maken op de planeet. Door zuivel te vervangen door cashew heb je bijvoorbeeld al 40 procent minder CO2-uitstoot. Ik heb hiervoor twee jaar voor Too good to go gewerkt, dus het zit al in mijn DNA. En als chef wil je óók nooit eten weggooien. Dus dit past echt bij ons. En het mooie is, als we bijvoorbeeld een rest-mango niet meer uit Chili halen maar uit Nederland, dan hebben we niet alleen een CO2-voordeel, maar ook nog een kostenvoordeel.’
‘Precies’.
Lees ook
- Merkstrategie Guido van Staveren (Moyee): 'Tegenslag geeft mij energie'
- Merkstrategie Elynne Bierman (Reflower): 'Als je wacht tot je idee perfect is, dan start je nooit een onderneming'
- Merkstrategie Chris Onsman (BridgeFund): 'De ideale fintech heeft alles kapot geautomatiseerd, maar kleine ondernemers willen menselijk contact'
- Merkstrategie Merkpionier Valentijn van Santvoort: 'Je moet op je bek durven gaan’
- Carriere Rózsa Groothoff, online-supermarkt Crisp: 'Voor goede campagnes moet je creativiteit in-house hebben'