Door Mildred Hofkes
Wat is goed bestuur? En wie bepaalt dat eigenlijk? Pieter Omtzigt in ieder geval niet, zo bleek afgelopen vrijdag bij Nieuwsuur, toen hem meermalen de vraag werd voorgelegd wat voor hem de ondergrens is van ‘goed bestuur’ in relatie tot eerdere uitspraken van de beoogde nieuwe PVV- minister van migratie Marjolein Faber.
Wat ik niet begrijp is dat Omtzigt zich bij het thema ‘goed bestuur’ zo vastbijt in procedures en constitutionele toetsing van wetten en regels, in plaats van te aanvaarden dat ‘goed bestuur’ niet te vangen is in regels, maar gaat over de dominante cultuur binnen een groep mensen.
Het lijkt mij dus van belang, dat als Nieuwsuur aan hem vraagt wat hij de ondergrens acht bij de eerdere omstreden taal en uitspraken van Marjolein Faber (zoals het beladen woord ‘omvolkingstheorie’), hij daar vanuit het thema ‘goed bestuur’ een pasklaar antwoord op heeft.
Dat antwoord kwam niet en dat stemt mij niet gerust.
Er wordt nu een ministersploeg gevormd met zestien individuen, die straks samen in de Trêvezaal de norm en principes bepalen van ‘goed bestuur’. Maar als de context van goed bestuur niet helder is gedefinieerd in relatie tot het gedrag van mensen, kan er zomaar met de term aan de haal worden gegaan door de dominante groep binnen het kabinet. Bijvoorbeeld door de vijf ministers die voorgedragen worden door Geert Wilders, en naar verluid, als ‘trekpoppen’ dienen uit te voeren wat hij zegt.
Sheila Sitalsing schreef dit weekend een gepeperde column in de de Volkskrant over Wilders, met als inleiding -‘Door alle fouten weten we het nu zeker: Wilders kan niks en wil niet besturen. Niet wezenlijk, niet serieus’. Ze doelde daarbij op de schijnbare moeite die Wilders heeft om capabele PVV-bestuurders af te vaardigen voor het landsbestuur die volgens Sitalsing ‘géén extremist, racist of allebei zijn, die zich min of meer beschaafd kunnen uitdrukken, die iets in het landsbestuur kunnen betekenen, en die je zonder gêne naar Brussel kunt afvaardigen’.
‘Wat een amateurisme’, ‘wat een gepruts’ ’wat een beginnerswerk’ ‘wat een ongelooflijke bende’… allemaal voormalige uitspraken van Wilders zelf als hij vanuit de oppositie de schijnbare onkunde van voormalige landsbestuurders ridiculiseerde. Tja, hoe zou hij zijn eigen ‘bestuurlijke falen’ nu typeren?
Want het is onmiskenbaar dat het Wilders als partijleider niet is gelukt om de juiste cultuur te creëren binnen de PVV om nu, nu het éindelijk zover is, mede vorm te geven aan een capabel landsbestuur. Want Wilders zou moeten weten dat stap één van ‘goed bestuur’, het organiseren van tegenspraak om zo de leiders scherp te houden, is.
Zou Wilders het lef hebben om zichzelf onder te loep te nemen, om zo tot ontdekking te komen dat hij onvoldoende capabel is in het uitoefenen van zijn functie? En welke rol spelen Dilan Yesilgoz en Pieter Omtzigt in het spiegelen van Wilders bij zijn blinde vlekken?
Wie o wie vertelt de keizer dat hij geen kleren aan heeft?
Lees ook
- Gedragsverandering Empathie, de sleutel tot menselijke verbinding
- Gedragsverandering Ridiculiseren van klimaatimpact betekent schending van mensenrechten
- Merkstrategie Toekomstbestendig besturen gaat over moreel leiderschap
- Reputatiemanagement Wees je als organisatie bewust van je blinde vlekken
- Gedragsverandering Oud worden betekent niet oud zíjn
Plaats als eerste een reactie
Ook een reactie plaatsen? Word lid van Adformatie!