Door Chantal Deen
Als ik iemand in de supermarkt zag niezen dan schoot ik direct in de stress. Alles om de niezende werd zwart en ik zag alleen nog maar duizenden bacteriën uit die neus mijn kant opvliegen. Ik bevroor ter plekke en dacht dan, als ik maar niet ziek(er) wordt, als ik maar niet doodga.
Tijdens mijn chemobehandelingen werd mij nadrukkelijk verzocht goed op te letten of niezende en/of kuchende mensen niet te dicht in mijn buurt kwamen.
Dit omdat ik juist door die chemo kwetsbaar was. Een verkoudheid of griep had voor mij andere consequenties dan voor een ‘gezond’ iemand. Vochtige doekjes zaten standaard in mijn tas om deurklinken en handvatten van supermarktkarretjes schoon te maken.
Zeker in het begin ging ik daar krampachtig mee om. Ik poetste als een malle alles wat ik tegenkwam. Het was mij de eer te na om dood te gaan aan een longontsteking? Dan had ik al die rotbehandelingen voor niets doorstaan.
Maar die bacteriën waren overal. Ze zaten in de snottebellen van mijn kinderen en in die van hun vriendjes. Ze zaten op de lippen van vrienden die me kusten bij een bezoek. Ze zaten op de handen van mijn man die mijn hoofd streelde als ik pijn had.
Ik draaide een beetje door in de zelfbescherming en legde mensen onmogelijke voorzorgsmaatregelen op. Het liefst wilde ik iedereen in quarantaine stellen totdat ik zeker wist dat er niets aan de hand was.
Waanzin natuurlijk maar mijn angst was zo groot dat ik niet meer normaal kon nadenken. Zo kon het niet langer. Ik besloot mijn oncoloog te raadplegen.
Hij adviseerde me om mijn gezonde verstand te gebruiken. Ik kon per slot van rekening zelf prima inschatten hoe ik mij voelde. Ook relativeren moest ik me snel weer eigen maken. Mensenmassa’s kon ik beter even vermijden en als ik me echt slecht voelde zou thuisblijven een betere optie zijn. Dit was makkelijker gezegd dan gedaan maar ik wilde een zo normaal mogelijk leven leiden dus ik moest aan de slag.
Die vochtige doekjes hield ik wel in mijn tas maar ik haalde ze er niet meer uit. Als ik iemand hoorde hoesten, liep ik er met een flinke boog omheen. Familieleden moesten hun handen goed wassen voordat ze mij aanraakten. Mijn handdoek hing buiten bereik van de kinderen en desinfecterende gel was mijn nieuwe beste vriend.
De kanker verdween en zo ook de vochtige doekjes en de desinfecterende gel. Ik was eindelijk weer gezond dus wie maakte mij wat.
Nu het Coronavirus ook in mijn woonplaats is opgedoken is mijn eerste gedachte: ‘Waar is de desinfecterende gel?’ Mijn voorraad vochtige doekjes heb ik al gecheckt. Als ik er even goed over nadenk is er voor mij nu geen reden om weer in die bekende kramp te schieten. Ik ben gelukkig niet meer ziek. Toch merk ik dat ik me door alle nieuwsberichten weer net zo bang voel als toen.
Wat ik nodig heb is geen gel maar een gezonde dosis realisme. Een niezer of kucher zal ik niet omarmen maar die vochtige doekjes laat ik wel in de kast liggen.
Ik zou willen dat bedrijven zich ook wat meer zo opstellen, hoewel vele dat niet doen.
Het RIVM heeft aanbevelingen opgesteld hoe om te gaan met mensen die uit een van de landen komen waar het Coronavirus toeslaat en voor mensen die verkouden zijn zonder enig risico te hebben gelopen.
Deze zijn nogal anders dan de paniek die bij Nike in Hilversum heeft postgevat dat dagen dichtgaat, of bij het naastgelegen it-bedrijf NEC dat medewerkers naar huis stuurt.
Dit alles versterkt het paniekgevoel dat ik zo goed ken, maar dat niet leidend moet zijn. Daar schiet niemand iets mee op en maakt ons wellicht minder alert op wat er wel moet gebeuren.
Dat is gezonde keuzes en afwegingen maken en doorgaan met leven, en daar ben ik, al zeg ik het zelf, best wel goed in.
Plaats als eerste een reactie
Ook een reactie plaatsen? Word lid van Adformatie!