Tekst: Wouter Boon
Frido Smulders is Professor Entrepreneurship aan de TU Delft, gespecialiseerd in ‘Entrepreneurial Innovation’. Hij studeerde Lucht- en Ruimtevaart, maar werd journalist en vervolgens innovatie consultant. Uiteindelijk kwam hij weer terug bij de TU, omdat hij ontdekte dat er een belangrijk leerstuk ontbrak in de literatuur over innovatie: het intern-menselijk gedrag tijdens innoveren.
‘Ja, al was ik me daar niet bewust van. Mijn eerste uiting was het samenstellen van een brommer, met een Mobylette motorblok, want dat kon je opvoeren, op een Berini-frame en een Peugeot voorvork, want die had vering.’
‘Nou, eigenlijk niet. Ik wilde helemaal niet naar het westen, ik wilde in Eindhoven studeren, want vond Brabant veel gemoedelijker. Maar ik koos voor Lucht- en Ruimtevaart, dat kon alleen Delft. Ik vond Delft verschrikkelijk toen ik hier kwam.’
‘Ik was nogal gefascineerd door raceauto’s en wilde als jongetje ook eigenlijk coureur worden. Maar mijn vader vond dat ik moest gaan studeren. Toen dacht ik, ik kan ook raceauto’s ontwerpen. En dan testen. Dat is natuurlijk ideaal voor een ontwerper, als je weet hoe zo’n auto rijdt. Helaas was daar geen ruimte voor in de opleiding.’
‘Nou, het ging alleen over vliegtuigen. Dus toen ik vroeg of ik het buizenframe van een raceauto mocht doorrekenen, zeiden zij: “Raceauto’s vliegen niet”. Dat was best lastig, want ik had niets met vliegtuigen.’
‘Ik moest opnieuw de motivatie vinden om verder te gaan. En die vond ik toen ik stage liep bij een ingenieursbureau in Monaco (SBM). Ik las er het boek “Zen and the Art of Motorcycle Maintenance” van Robert Pirsig. Dat inspireerde me tot het verschil tussen mensen die iets van technologie weten en mensen die er niets vanaf weten. Tijdens mijn stage merkte ik dat ook. Ik realiseerde me dat ik een intermediair wilde worden tussen deze twee groepen. En ik werd freelance wetenschappelijk journalist.’
‘Ik had een vriendin die studeerde bedrijfskunde en had het over “innovatie”. Aan de TU werd die term niet echt gebruikt. Maar toen ik erover hoorde, dacht ik dat het misschien wel hetgeen was wat ik zocht: het faciliteren van innovatie. Toen ik hoorde dat de Innovatie Advies Groep, van TNO, een dure training voor R&D-managers organiseerde, schreef ik een brief aan de directeur dat ik erbij wilde zijn. Ik werd binnen een dag opgebeld: je mag er gratis naartoe als je er een artikel over schrijft. En op de dag dat ik afstudeerde, kreeg ik er een baan aangeboden.’
‘Ik moest er erg aan wennen dat we duizend euro per dag vroegen aan bedrijven voor ons werk. Tegelijk merkte ik dat ze er veel aan hadden. En tóch miste ik iets. En dát bracht me terug naar de universiteit. Er was een baan bij de faculteit Industrieel Ontwerpen als universitair docent.
Binnen IO zat een klein groepje en dat hield zich bezig met hands-on innovatiemanagement. Daar ging ik onderzoeken wat ik precies miste. Op een goed moment kreeg ik door dat het over mensen ging. En daar schreef ik mijn proefschrift over. Innovatie, mensen en de grenzen tussen afdelingen, processen en silo’s.’
‘In het innovatieproces is er op bepaalde momenten interactie tussen groepen mensen van verschillende bloedgroepen, bijvoorbeeld de ontwikkelaars die een tekening geven aan de mensen die het moeten produceren. Die tekening is nooit gedetailleerd genoeg om het hele product te beschrijven. Cruciale beslissingen, genomen tijdens de ontwikkeling, staan er niet op. Ik wilde die sociale interactie begrijpen.’
Je wilde de zachte kant van innovatie begrijpen…
‘Absoluut. Die is niet goed beschreven in de literatuur.’
‘Ja, bèta’s richten zich op de technologie of het product. Terwijl de managementliteratuur de inhoud niet meeneemt. Wij missen de menskant, zij de inhoudskant. Het gaat om de combi.’
‘Ik heb recent met Shell samengewerkt. Een team van mij ging bij Shell op kantoor zitten om te kijken hoe zij beter hun proposities konden verkopen rond de energietransities. We kwamen erachter dat ze bij sales moeite hadden om een “entrepeneurial dialogue” te voeren met de klant. Dat is een dialoog over wat er nog niet per se is. Zij verkochten slechts vanuit wat er wel was.’
‘Nee, ik ben ervan overtuigd geraakt dat Shell een positieve attitude heeft om mee te gaan in de energie-transitie. Maar de tijd moet er wel rijp voor zijn. Als Tesla tien jaar eerder was gekomen met een elektrische auto, dan was het ook geen succes geworden.’
‘Je hebt ondernemend gedrag nodig, het sociale spel dat een startup goed speelt, waarbij iedereen open naar elkaar luistert. Grote bedrijven zijn heel goed in innoveren geworden, maar niet voor écht vernieuwende ideeën, die nog erg kwetsbaar zijn en de ruimte nodig hebben. Je moet de tijd krijgen om er een goed verhaal omheen te bouwen. En daarvoor moeten bedrijven hun rationele kennis loslaten. Startups kunnen dat, die beginnen juíst met het idee dat niemand wil hebben.
De silver bullet in onze maatschappij is dat we ons minder gaan richten op “ja” en “nee”, goede en foute antwoorden. Ons hele middelbare school en universiteit gaat daarover. Wat we meer moeten doceren is het ontwikkelen van nieuwe kennis; het proces van vallen en opstaan.’
‘Ja, dat is het, maar wel in een sociaal-interactieve vorm. Ik heb het over het werkwoord innoveren. Niet over het object dat eruit voortkomt. Het gaat erom wat wij met elkaar doen in die fases waarin we eigenlijk nog helemaal niet kunnen zeggen of het überhaupt wat wordt. KPI’s vind ik voor innovaties niet relevant. Je moet eigenlijk met Key Learning Indicators gaan werken, KLI’s.
‘Ja, ik denk dat dat verhaal moet resoneren met de bestaande routines van de mensen aan wie je dat verhaal verteld. Daar zijn mensen gevoelig voor.’
‘Iedere disruptieve innovatie bestaat uit kleine stapjes. Maar waar de problematiek zit, is dat je voorbereid moet zijn op de momenten waar innoveren moeilijk wordt. Op sommige momenten moet je bewust vertragen. Als je dat begrijpt, dan durf je ook de grotere sprongen te maken.’
‘Ik ben een theoretisch kader aan het ontwikkelen waarbij je een zekere mate van voorspelbaarheid hebt over wat je te wachten staat binnen dat innovatieproces; het ondernemende innovatieproces.
‘Ik geloof niet in dat percentage. Als je dat zegt dan begrijp je innoveren als werkwoord niet, dan heb je het alleen maar over het object. Je zou kunnen zeggen; eigenlijk mislukt innoveren nooit, omdat je er altijd iets van leert.’
‘Ik denk dat ze de kennis en kunde best hebben om grotere stappen te zetten. Maar ze moeten ondersteunt worden in dat spel. Als we met z’n allen bedenken dat we graag willen vliegen en dat we bereid zijn om te betalen voor een schoner vliegtuig, dan kan het.’
‘Ja, vind ik wel.’
‘Ja, ik ben optimistisch over het individu. Maar het is de vraag of we dat in de sociale dynamiek voor elkaar krijgen. Daar zit hem de crux. Als we bestaande organisaties leren om ondernemend te innoveren, zoals een startup dat doet, dan ben ik optimistisch over de maatschappij. In al onze interacties met mensen zie je dat we te veel binair denken; goed/fout. En dat begint op de middelbare school.’
Precies, je zou kunnen zeggen, Rutte is best entrepreneurial. Hij zegt: “We varen op zicht”. Maar hij heeft ook een visie. Toch zegt de maatschappij steeds: het lukt of mislukt. Onze hele maatschappij is nu aan het innoveren. Een beetje afgedwongen natuurlijk, maar hier kunnen we iets van leren!’
‘Ik zou het niet alleen aan mij willen hangen, maar het klopt wel. Het heeft me een tijdje gekost voordat ik het begreep. Dat begon eigenlijk toen ik aan de kant werd gezet als student die raceauto’s wilde ontwerpen. Achteraf was dat het begin van mijn eigen innovatieproces.’
In de serie Creative Achievers gaat Wouter Boon op zoek naar de geheimen van creatief succes. Luister naar het volledige interview met Lieselot Elzinga via creative-achievers.com of een van de andere bekende podcastplatforms.