Tekst: Tom de Bruyne*
Wanneer je als gedragsontwerper kijkt naar het drama rond Yuri van Gelder, dan zie je vooral een slecht ontworpen managementsysteem aan het werk.
Waar haalt immers een manager van het NOC*NSF het idee vandaan dat hij in de positie zit om een Olympisch atleet de toegang tot de finale te ontzeggen? Deze atleet heeft heel zijn carrière toegewerkt naar dit ene moment. En jij denkt als manager dat je je werk goed doet door aan de wereld te tonen dat je niet met je laat sollen omdat hij een nachtje gaan stappen is en zich niet ‘aan de afspraken’ heeft gehouden…
Really? Serious?
Dit is een klassiek voorbeeld van het Shirky-principe: organisaties zijn primair bezig met zichzelf in stand houden. Eerst ontstaat een organisatie om een probleem in de echte wereld op te lossen. In dit geval om de Olympische atleten te helpen en te begeleiden.
Vervolgens worden managers aangesteld. Die beginnen al snel hun werk heel serieus te nemen. Daarvoor worden ze immers betaald. Dan beginnen ze regels te bedenken, afspraken te maken, contracten te verzinnen, enzovoort waardoor binnen de kortste tijd - niet in de eerste plaats in hun eigen hoofd - het gevoel begint te ontstaan dat de organisatie absoluut niet zonder hen kan.
Camiel Eurlings
Iets wat ‘golden boy’ Camiel Eurlings trouwens ook letterlijk zegt. Terwijl het van enige savoir-vivre zou getuigen dat je jezelf een beetje gedeisd houdt wanneer een mishandelszaak tegen je loopt, vindt Eurlings dat hij aanwezig moet zijn in Rio ‘om de belangen van het NOC*NSF te verdedigen’.
Wat met Yuri van Gelder gebeurt is een mooie metafoor voor wat er in de rest van de economie gebeurt.
Managers en bestuurders zijn gaan geloven dat ze belangrijker geworden zijn dan dat wat ze managen. En er is niemand die hen tegenspreekt.
*Tom de Bruyne is gedragsontwerper, columnist van Tijdschrift voor Marketing en mede-eigenaar van Sue Amsterdam