Ons leger ligt nationaal al een tijdje onder vuur, budgettair dan. De belastingbetaler lijkt steeds minder over te hebben voor defensie. De idee dat een sterk leger ons internationaal belangrijk maakt heeft nog maar weinig volgers.
Hoe kan de krijgsmacht zich hiertegen wapenen? Visie en missie geven mogelijk antwoord. Qua visie hebben we pech, want under construction, maar qua missie onderkent Defensie al geruime tijd drie hoofdtaken:
(1) verdediging van het grondgebied,
(2) bescherming van de internationale rechtsorde en
(3) ondersteuning civiele autoriteiten.
De derde taak is het meest onderbelicht en het meest kansrijk als derde weg tussen bezuinigen en profileren, betoogde veiligheidsadviseur dr De Weger al eind jaren ’90. Dat het leger nationaal cruciaal kan zijn op belangrijke momenten bleek afgelopen zomer nog in Londen, toen detacheerder G4S niet de afgesproken beveiliging kon leveren en het leger moest inspringen. In Nederland menen sommigen dat militairen behulpzaam hadden kunnen zijn tijdens Project X in Haren. Een hysterische variant van waardering voor nationale inzet kwam van volksvertegenwoordiger Wilders in 2008, die de Kunduz-missie naar Gouda wilde verplaatsen.
Nationale inzet van de krijgsmacht gaat niet zonder slag of stoot. Defensie heeft de afgelopen decennia vooral ingezet op begrip voor buitenlandse inzet, terwijl nationale inzet onderbelicht bleef. Militairen benutten PR al sinds de klassieke oudheid “to win the hearts and minds of the people” maar pas sinds kort lijkt onze top van defensie in te zien dat PR ook in Nederland een krachtig wapen is. Zo onderstreept Minister van Defensie Hennis-Plasschaert, politiek talent van 2012, het belang van PR voor haar organisatie, ook voor nationale inzet. In de NRC van 10 november 2012 zei ze dat ze de komende vier jaar wil uitdragen hoe belangrijk het imago van de krijgsmacht is: ”En vergeet onze nationale inzet niet. Een grote ramp kunnen we niet bestrijden met alleen een politie- of brandweerauto. The Dutch Armed Forces zijn een ijzersterk merk met een enorme reputatie in het buitenland. Ik zou zo graag zien dat militairen in Nederland ook meer respect krijgen. Dat zie ik echt als mijn missie.”
Afgelopen najaar schreef de Commandant Landstrijdkrachten, luitenant-generaal De Kruif, aan zijn manschappen,: “Laat Nederland weten waar wij voor staan. Vertel het thuis, op het voetbalveld, in de kroeg en in de trein. Wij dienen. Wij zijn de Koninklijke Landmacht!” In een ander defensiemedium zei brigadegeneraal Van der Laan dat het natuurlijk niet de bedoeling is om alles zomaar te communiceren: “Zorg dat je alleen maar informatie deelt die je mag delen en wees trots op je beroep. Ten slotte is "every soldier a spokesperson". Er zal nog wel wat training en ervaring moeten volgen voordat deze boodschap binnen Defensie goed is doorgedrongen, zo rapporteerde GeenStijl onlangs.
De krijgsmacht heeft de afgelopen decennia moeten wennen aan de indringendheid van de media. De ongelukkigste beeldvorming is wellicht gerealiseerd door Overste Karremans, met zijn “I’m just the piano player. Don’t shoot the piano player”. Sindsdien heeft de krijgsmacht zich, in ieder geval in de beeldvorming, herhaaldelijk een dappere en plichtsgetrouwe organisatie betoond. Voorbeelden zijn de documentaire “Gesneuveld” van Robert Oey (2012), de TED-talk van bevelhebber Peter van Uhm (2011), de embedded reportage uit Afghanistan van Vik Franke (2011) en de getuigenissen in Task Force Uruzgan (2009).
Hoe moet het verder? Vaker laten zien hoe Defensie en burgerorganisaties elkaar weten te vinden, zoals in de geslaagde militaire oefening in het centrum van Rotterdam oktober 2012. Het PR-offensief dat de krijgsmacht thans inzet doet denken aan de fameuze uitspraak van Schout-bij-nacht Karel Doorman “Ik val aan, wie volgt mij”.
Plaats als eerste een reactie
Ook een reactie plaatsen? Word lid van Adformatie!