Dat meldt de Wall Street Journal vandaag. De krant beroept zich op ingewijden uit de media industrie. Het onderzoek zou zich in het bijzonder richten op niet transparante inkooppraktijken in digitale media en de kortingen die mediabureaus zouden ontvangen van exploitanten.
Niet-transparante praktijken
De afgelopen maanden heeft de FBI verschillende mensen uit de bureau- en mediawereld gesproken over dubieuze media inkooppraktijken. Dit mede naar aanleiding van het geruchtmakende, door de Amerikaanse vereniging van adverteerders ANA geïnitieerde onderzoek dat in 2016 werd gepubliceerd. Volgens het rapport zijn kortingen en andere niet-transparante praktijken ‘alomtegenwoordig’ in het media-inkoop ecosysteem.
De publicatie van het onderzoek zorgde voor een crisis in de verhouding tussen marketeers en bureaus. Verschillende grote adverteerders hebben sindsdien de programmatic inkoop van advertenties zelf in huis gehaald en vragen om meer transparantie. Ook dringen ze aan op stroomlijning van de inkoopprocessen bij de mediabureaus.
Een strafrechtelijk onderzoek naar de inkooppraktijken kan slecht uitpakken voor de grote bureaugroepen. De Wall Street Journal citeert Brian Wieser, senior onderzoeker bij Pivotal Research Group, die zegt dat media-buying activiteiten ‘verantwoordelijk zijn voor het grootste deel van de winstgroei van reclamebedrijven sinds het begin van dit millennium.'
Ook in Nederland
Woordvoerders van Dentsu, Publicis, Interpublic en WPP weigeren commentaar tegenover de krant. Omnicom zegt geen dagvaarding te hebben ontvangen.
Maarten Roelofs, specialist in online advertentietechnologie en in het bijzonder de juridische aspecten hiervan, reageert instemmend op het onderzoek. Roelofs analyseerde twee jaar geleden voor Adformatie het ANA-rapport en stelde daarbij vast dat veel misstanden die in het onderzoek werden belicht ook in Nederland speelden. Hij stelt vast dat er nog altijd veel mis is en voorspelt dat ook in Nederland binnenkort een dergelijk onderzoek van start zal gaan.