‘Zijn’ journalisten werden het afgelopen jaar regelmatig belemmerd in hun werk. Ondanks dat scoort de NOS hoog als het gaat om betrouwbaarheid en bereik. Algemeen directeur Gerard Timmer over de rol van de NOS in de samenleving én het publieke bestel.
Het is een paar dagen na de aanslag op misdaadjournalist Peter R. de Vries. Een onderwerp dat niet onbespreekbaar kan blijven. ‘Het neemt bezit van je, het is onwerkelijk’, zegt Gerard Timmer. ‘En daarna stel je jezelf veel vragen, zoals wat het voor de journalistiek betekent en het land.’
Voor Timmer was het afgelopen jaar een jaar met toenemende zorgen over de veiligheid van de mensen die iedere dag voor de NOS werken.
Met enige regelmaat werden (en worden) verslaggevers en technici onderweg voor een reportage geconfronteerd met bedreigingen, gescheld, het blokkeren van de weg of spandoeken boven viaducten met NOS=fakenews. ‘Ik vond het daarom wel heel fijn dat zowel premier Rutte als minister Grapperhaus afgelopen dinsdag nog eens nadrukkelijk bij de journalistiek stilstonden. Ook al vind ik dat het op zo’n avond en direct daarna alleen mag gaan over het welzijn en het belang van Peter R. de Vries en welke impact het heeft op zijn omgeving.’
Multiplatformstrategie
Timmer is nu drie jaar algemeen directeur van de NOS en kent de publieke omroep door en door. In 1997 zette hij met Bart de Graaff BNN op, werd hij er voorzitter en jaren later directeur van de fusieomroep BNNVara. Tussendoor was hij nog verantwoordelijk voor de tv-programmering van de gehele NPO en was er even een uitstapje naar SBS. Bij de NOS zet hij de multiplatformstrategie voort die onder voorgangers Gerard Dielessen en Jan de Jong is ingezet.
Allereerst is de NOS met die multiplatformstrategie meer dan het NOS Journaal en Studio Sport op tv, legt hij uit. ‘Hoewel de programmering die wij brengen met nieuws, sport en evenementen de boekensteun is voor de opbouw van succesvolle tv-avonden. Er is ook het Jeugdjournaal, we hebben NOS Stories op Instagram, NOS op 3, de uitlegvideo’s op YouTube. Dat alles bij elkaar heeft het NOS-merk doen verbreden. Wat we met nieuws doen, voeren we ook door bij sport en evenementen. Daarnaast vind ik dat we als NOS niet alleen de publieke journalistieke organisatie moeten zijn, maar ook kunnen we van betekenis zijn voor de journalistieke infrastructuur van het land.’
Zijn eigen rol daarin? Hij ziet drie sporen: een samenwerking met de regionale omroepen intensiveren, van betekenis kunnen zijn voor de lokale journalistiek en samenwerken met private partijen. ‘Het kost niet veel moeite de collega’s hier daarvan te overtuigen. We hebben inmiddels een bereik van 94,4 procent. Als er iets gebeurt in de wereld dan komt Nederland naar de NOS toe. De betrouwbaarheid is er, blijkt uit de recente onderzoekscijfers. Waarom zou je dat alles niet laten renderen voor de journalistiek in de breedte?’
Dienend aan maatschappij
Timmer ziet het ook als een taak van de publieke omroep in het algemeen. ‘Als je denkt waartoe de publieke omroep op aarde is, kun je heel erg denken vanuit je programmafunctie. Maar je kunt ook nadenken hoe je dienend kunt zijn aan de maatschappij. Ik denk dat het onze plicht is, zeker ook als je in groter geheel kijkt naar hoe de mediaconsumptie zich ontwikkelt en wat de grote techpartijen doen.’
Hij verwijst naar een recent betoog van Telegraaf-hoofdredacteur Paul Jansen die in zijn krant zegt: “Politiek heb lef, maak de publieke omroep kleiner”. Timmer vindt het onzin. ‘Dan ben je direct de Nederlandse journalistiek aan het verzwakken én het Nederlandse medialandschap. Je mist dan ook een enorme kans om samen sterk te kunnen staan voor de Nederlandse journalistiek en het medialandschap en massa te bereiken.’
Als je de publieke omroep kleiner wilt maken, zoals Telegraaf-hoofdredacteur Paul Jansen zegt, ben je direct de Nederlandse journalistiek aan het verzwakken én het Nederlandse medialandschap
Concurreren of samenwerken
Inmiddels weten we: commerciële partijen spreken al jaren over oneerlijke concurrentie als het over de publieke omroep gaat. Is het niet op de reclamemarkt, dan is het wel specifiek de NOS. Mediahuis-ceo Rien van Beemen zei vorig jaar nog in Adformatie dat de NOS online ook met tekst concurreert. Terwijl de consument bij de NOS dat nieuws vrij kan lezen, moet De Telegraaf zorgen dat het met abonnementen en advertenties overeind blijft.
Timmer noemt het een achterhaalde gedachte. ‘Dan ontken je hoe media zich hebben ontwikkeld. Dertig jaar geleden was de NOS een tv- en radio-omroep en had het er nog een beetje Teletekst erbij. Die drie zijn overigens nog steeds heel populair en onderschat zeker ook Teletekst niet. Maar als je zegt dat wij niets hebben te zoeken in tekstproductie, dan sta je met je rug naar de samenleving. Je hebt de taak hebt om de Nederlandse samenleving breed te informeren en je moet daar zijn waar je publiek is. Wij zullen ook nooit zeggen dat kranten niet met video of audio mogen concurreren.’
‘Even los van het bereik en vertrouwen dat de NOS heeft, is het meer dan ooit tijd en noodzaak voor een sterke Nederlandse publieke journalistieke organisatie. Zie de ontwikkelingen in de dagbladsector. De grote dagbladen zijn inmiddels allemaal in Belgische handen. De fusie tussen RTL en Talpa Network betekent een Duits meerderheidsbelang. In het medialandschap met al die convergenties is er voor je het weet weer een andere mediapartij uit het buitenland die een belang wil nemen. We moeten vanuit de Nederlandse oorsprong en cultuur journalistieke organisaties zien te behouden. De partijen die daar moeite mee hebben, zou ik willen oproepen om gebruik te maken van elkaars kracht. Het is tijd om het ongemak en de politieke statements los te laten. Wij hebben zelf het initiatief genomen met de audiovisuele basis nieuwsvoorziening die zich richt op audio en video. Private partijen, zoals uitgevers, zouden daarvan dan gebruik kunnen maken.’
‘Ik herken dat. Wij voeren intern regelmatig gesprekken over de demonstraties en de stickers die we van de auto’s haalden. Dat laat je niet onberoerd, omdat we er oprecht van overtuigd zijn dat we Nederland zo goed mogelijk informeren. We hebben ons er de afgelopen maanden in verdiept. Is het nou zo dat die samenleving toegaat naar minder vertrouwen in een instituut als de NOS, of is het een groep mensen die in omvang vergelijkbaar is als vroeger, maar harder is gaan schreeuwen? Wij zijn daarover onder andere gaan praten met het Sociaal Cultureel Planbureau. Onze indruk is dat de groep om en nabij dezelfde omvang lijkt te hebben als vroeger, maar zich nadrukkelijker is gaan manifesteren.’
'Ja, dat is heel fijn. Ik zal je eerlijk bekennen dat ik met enige spanning op de uitkomsten wachtte, gezien alle gebeurtenissen van afgelopen tijd. Ik denk dat we pas over een jaar écht iets over kunnen zeggen over hoe het sentiment in Nederland ervoor staat. Een jaar geleden zei ik dat er een spannende tijd aan zou breken met de Amerikaanse en Nederlandse verkiezingen. Het hielp niet dat Trump een kruistocht hield tegen alle instituties, waaronder de journalistiek. We weten hier nog niet wat voor kabinet we krijgen.
'Een derde punt is de coronacrisis. Bij crises ontstaan er altijd theorieën, worden lontjes korter en gaat men aanschoppen tegen instituties. Dat zijn gebruikelijke bewegingen. Ik zeg niet dat die straks weggaan, maar we zitten nu in een transformatieperiode en hopelijk aan het begin van een fase dat we het langzaam wat meer achter ons kunnen laten. In het voorjaar van 2022 kunnen we over dat sentiment denk ik pas echt meer over zeggen.’
‘Ik vind dat je in de publieke omgeving daar wel voorzichtiger mee om mag gaan. Ik ben niet tegen meningen en talkshows, zoals mensen na dat interview zeiden. Het mag van mij wel journalistieker. Ook qua dosering. Moet je twee momenten op een avond hebben dat mensen hun mening mogen geven en ook niet altijd even kritisch ondervraagd worden? Dat vind ik een interessant debat.’
‘Wij hebben dat bewust afgehouden. Sterker nog, ik vind dat we dat nog meer moeten scheiden en afstand moeten nemen. Wij zijn er om te laten zien wat er in Nederland en de wereld speelt. Het is niet in het belang van de publieke nieuwsvoorziening dat het beeld ontstaat dat het vanuit een bepaalde maatschappijopvatting wordt gedaan. Ook al denken sommigen dat wel eens.’
‘Ik kan de NPO alleen maar ondersteunen in de hoofdlijn dat we een zo breed mogelijk publiek willen bereiken. Ik miste alleen in dat debat – en dat heb ik ook tegen het bestuur gezegd - dat je een integrale afweging moet maken en je niet alleen moet concentreren op de drie netten. Betrek ook nadrukkelijk de digitale omgeving erbij. NOS op 3, het Jeugdjournaal en onze stories op Instagram hebben heel veel digitale abonnees, maar dat wordt niet meegenomen in de integrale afweging. Al die platforms krijgen in de belevingswereld van de doelgroep een eigen plek. Daarom hebben wij ook een multiplatformstrategie. Zonder een integrale visie hadden we dan alleen journaals op drie momenten van de tv-avond gehad en dat was het dan. Dat kunnen we ons natuurlijk niet meer veroorloven.’
In het voorjaar van 2022 kunnen we waarschijnlijk meer zeggen over het anti-NOS sentiment bij bepaalde groepen’
‘Twee jaar geleden hield ik een fel betoog dat de NOS niet één van de elf publieke omroepen is, terwijl dat wel vaak het perspectief is. Vrijdag werd bekend dat Zwart en ON ook het bestel betreden. Ik moet straks dus misschien roepen dat de NOS niet een van de dertien omroepen is. Dat bedoel ik echt niet aanmatigend, maar vind wel dat de NOS de plek moet krijgen die het verdient. Als bloed door de aderen van de publieke omroep. Daar zal ik de komende tijd nog meer voor strijden. Het is echt hard nodig.’
‘Ja, we zijn veel meer output gaan leveren voor steeds minder geld. Het is moeilijk tussen de oren te krijgen wat dat allemaal kost en wat er voor nodig is. Verder zal ik me er de komende tijd ook voor inzetten dat de NOS naar een meer onafhankelijke merkvoering gaat.’
‘We zijn een taakomroep en hebben als entiteit ook geen directe verbondenheid met de NPO-organisatie behalve dat we in de publieke omgeving spelen. Maar ik vind dat de NOS meer een merk naast dan onder de NPO is. Het is noodzakelijk dat we dat meer gaan onderkennen. In betrouwbaarheid hebben we eerder iets te verliezen dan te winnen. Iedere discussie die gaat over de NPO of producties die andere omroepen maken waarbij de goede bedoelingen in twijfel worden getrokken, mogen in niets afstralen op wat de NOS doet. Dat hebben we echt te verdedigen.’
‘Ja, dat is een van de voorbeelden waarbij alles op één hoop wordt gegooid. Overigens vind ik dat het ook voor de omroepen zou moeten gelden. De NPO wordt minder kwetsbaar als zo’n discussie rond de Kaag-documentaire vooral door in dit geval de VPRO wordt gevoerd, want die heeft een directe verantwoordelijkheid. Het gaat altijd maar over de NPO. Wij moeten meer duidelijk maken dat niet alles bij elkaar hoort en dat geldt zeker voor de NOS. Ik zeg dat ook in het belang van de publieke nieuwsvoorziening. De NOS moet daarom naast de NPO staan, in plaats van eronder. De pendule lijkt nu af en toe net de andere kant op te slingeren.’
‘Door er naar te acteren. Te zien en te waarderen wat de betekenis is van de publieke nieuwsvoorziening. Mensen vergeten verder wel eens wat er allemaal uit dit huis komt. Neem de verantwoordelijkheid voor het Eurovisie Songfestival, wat we mooi in beeld hebben kunnen brengen in mei. Of nu de sportzomer. Sport hoort ook echt bij de NOS en ja, wij doen graag mee met de sportrechten als het journalistiek interessant is. De NOS is de enige organisatie die er iedere dag is met sportjournalistiek zoals de Sportjournaals en wat we online allemaal doen. De publieke waarde van die sportprogrammering mogen we nog meer onderstrepen.’
Timmer komt tot slot nog eens terug op het rumoerige afgelopen jaar, waarin de NOS-medewerkers het af en toe zwaar te verduren kregen.
‘Ik hoop dat we het achter ons kunnen laten en over een jaar weer de stickers op de satellietwagen kunnen plakken. Ondertussen zouden we in het algemeen met elkaar weer de waarde moeten gaan inzien van het werk dat journalisten doen. Ik zeg niet dat wij het altijd goed doen. Er zit naast de waardering ook best eens teleurstelling in bepaalde berichtgeving. Die brieven krijgen we hier ook binnen. Maar we leggen ook vaak dingen bloot en er komt veel informatie via de journalistiek naar het publiek. Dat is belangrijk voor hoe we met elkaar samenleven, voor de democratie. Ik hoop dat het lukt om dat weer in de hoofden van bepaalde mensen te krijgen.’