Fantastisch toch, die Adformatie100? ‘Ranking the stars of our industry’, staat erbij. ‘Vakgenoten die het verschil maken.’ Het is dan misschien wel geen Quote 500 en al helemaal geen Forbes 500, maar je moet toch wat.
Het kan geen kwaad om al die hardwerkende verschilmakers eens een pluimpje op een gevoelige plek te bezorgen. Heel goed voor hen, voor Adformatie en misschien zelfs wel voor het vak. Maar toch is het oppassen met dit soort dingen: het blijft een reclame-egolijstje, dus ruzie en afgunst liggen op de loer.
Zo is er ongetwijfeld jaloezie binnen het peloton (‘Waarom staat híj op 1 en ik maar op 57?’), maar ook erbuiten (‘Die Wolfensberger eindigt alleen maar zo hoog omdat ze een vrouw is’).
Wie lijstjes maakt, die vraagt erom. Bijvoorbeeld om dingen als: ‘Wat doen die De Mols daar eigenlijk?’ of ‘Waarom staan er überhaupt zoveel mediatypes in die lijst – en bureaubazen en adverteerders en krantenuitgevers?’ ‘Of die Klöpping en zijn maat?’
Ik moet toegeven, het is geen opwekkend lijstje voor wie nog steeds denkt dat je als copywriter of artdirector iets voorstelt. In dat geval mopper je al gauw: die Woerde staat dan wel op 1 omdat ze bij Lemz dat digitale sekslokkertje hebben bedacht, maar ik vreet mijn monitor op als hij het zelf bedacht heeft.
Of die Neefjes? En die Wisbrun? Om van al die strategen nog maar te zwijgen. Tja. En neem nou zo’n arme Marcel Hartog die Linda de Mol voor moet laten.
Een kwart van de lijst bestaat uit mediatypes, een vijfde is klant. En dan heb je nog Pijbes. Als je die neemt, waarom dan niet ook maar meteen Marlene Dumas?
En als je dan ook nog eens kijkt welke namen er sinds vorige keer uitgevlogen zijn, dan kan ik me voorstellen dat je denkt: doet het er eigenlijk nog toe dat je iets máákt in de reclame?
Maar misschien overschat ik nu de waarde van het lijstje. Want als er zoveel verloop in zit, zou je haast denken dat het maar een hypemachine is.
Niet dat ik dáár nou weer zoveel vrolijker van word.