Een opmerkelijk besluit van pr-bureau HvdM. Het maakt zelf een eind aan de samenwerking met Samsung, een account dat het maar liefst 25 jaar in portefeuille had. Na dit jaar is het afgelopen. Daniëlle Tamis, directeur HvdM, licht toe.
Wanneer dacht je: het is een goed idee een einde aan de samenwerking te maken?
Daniëlle Tamis: ‘‘Nou, we zijn natuurlijk niet over een nacht ijs gegaan. We hadden al wat langer het gevoel dat, om verrassend te blijven, Samsung misschien beter af zou zijn met een nieuwe relatie. Natuurlijk werken we tot het eind met volle inzet voor ze, maar voor een frisse blik op het merk kan het goed zijn om daar een ander, een buitenstaander naar te laten kijken.’
Is het ook beter voor jullie?
‘Ja, we zijn ons de afgelopen jaren gaan richten op pr met maatschappelijke impact, op projecten voor bedrijven en de overheid die de wereld een beetje mooier maken. Daar willen we verder in groeien, maar hebben er ruimte voor nodig. We hebben nu soms nee moeten zeggen tegen interessante opdrachten die goed bij die strategie passen.’
Je bent wel een beetje klaar met weer een presentatie van een nieuw model mobieltje...
‘Dat zou ik niet willen zeggen. We hebben er inderdaad veel gedaan, zijn samen met Samsung opgetrokken, van de campagne van de eerste ladyphone tot de nieuwe foldables nu. Dat hebben we altijd met veel plezier gedaan. Je bouwt ook echt een hechte relatie met elkaar op, vormt samen een team.’
Wat vond Samsung ervan dat jullie ermee wilden stoppen?
‘Ja, jammer, ze hadden het niet verwacht, maar hadden ook begrip voor de keuze. Het is na zo’n lange periode toch ook niet vreemd dat een samenwerkingsrelatie tot een einde komt.’
Was het niet logisch geweest om als bureau te groeien of er een bureau naast op te zetten?
‘Dat zou een optie zijn, maar dat wilde ik niet. We werken hier met zo’n vijftien mensen nu, en dat vind ik een mooie grootte. Als je gaat groeien of een tweede bureau in de markt zet, dan komt er een laag tussen en gaat er veel tijd zitten in het managen van de organisatie. Ik wil graag zelf bij de praktijk betrokken blijven en daar de tijd voor hebben.’
