Nederland schaft in 2020 de luchtalarmsirenes af en dat is een goede zaak. Een sirene is immers een zeer beperkt communicatiemiddel. Het communiceert een onduidelijke boodschap en is daardoor multi-interpretabel, een voedingsbodem voor vaak onnodige (sociale) onrust bij incidenten.
De ruim 4.000 sirenes in ons land zijn in groepen aan elkaar gekoppeld en slaan daardoor bij een incident dus per definitie ‘alarm’ in een veel groter gebied dan nodig. Bovendien is een sirene niet interactief en daardoor al lang achterhaald door andere media. Mensen zijn nu gewend dat ze de interactie kunnen aangaan met verantwoordelijke diensten en zo aan hun persoonlijke informatiebehoefte kunnen voldoen.
Rookpluim
Een jaar geleden (op 9 november 2015) was er een grote brand op het chemiecomplex van Chemelot in Zuid-Limburg, waar ik achteraf samen met Roy Johannink (specialist in crisismanagement) onderzoek deed naar de communicatie-effecten van de acties die daar plaatsvonden. De brand was beperkt qua omvang, maar veroorzaakte wel een enorme rookpluim die tot ver in de omtrek goed te zien was. Dat maakte de omgeving ongerust, maar toen even later in een deel van het gebied de sirenes afgingen, werden juist de mensen in het aangrenzende gebied - waar de sirenes níet afgingen – onrustig. Een school haalde bijvoorbeeld alle kinderen naar binnen en sloot deuren en ramen, terwijl even verderop een andere school juist alle ouders alarmeerde om hun kinderen zo snel mogelijk op te halen.
Sociale media-onrust
In het onderzoek “Sociale media: factor van invloed op onrustsituaties” (2013) blijkt dat de openbaarheid van P2000-meldingen ervoor zorgt dat een incident (op afstand) wordt gevolgd en daar zorgt voor een verhoging van aandacht in (sociale) media rondom een incident. De onderzoekers duiden dit met de term ‘sociale media onrust’
In praktijk is dus ook nu al slim voor veiligheidsregio’s om drie keer na te denken voor ze de sirene gebruiken. Daarvoor hoeven ze niet te wachten tot 2020. Maar ook met de alternatieve communicatiemiddelen – regionale calamiteitenzenders, geluidswagens, NL-Alert en sociale media – zullen ze kritisch moeten omgaan om onnodige negatieve communicatieve bij-effecten te voorkomen.
Dubbelrol zenders
Een geluidswagen werkt niet altijd vanwege de isolatie van de huizen en de snelheid waarmee de wagen door de straat rijdt. De boodschap komt daardoor niet helder voor iedereen “binnen”. De inzet van NL-alert werkt via telefoonpalen en daardoor kan het zomaar gebeuren dat je daarmee mensen binnen een cirkel van 30 km waarschuwt voor een incident dat daadwerkelijk maar effect heeft op een fractie van dat gebied. Nog los van de vraag of je met NL-Alert de mensen bereikt die je wilt bereiken. Je moet een smartphone hebben en de app installeren.
Op de inzet van regionale calamiteitenzenders ten slotte valt ook wat af te dingen. Zij hebben een dubbelrol van rampenzender versus onafhankelijke nieuwszender. Journalisten willen ook nieuws maken. Onafhankelijk. Dat strookt niet (altijd) met het communiceren van de boodschap van de overheid.
Communicatie bij crisis of incidenten blijft met alle technische en sociaal maatschappelijke ontwikkelingen een dankbaar thema. Vaak communiceer je meer dan je lief is. Waardoor er juist sociale en maatschappelijke onrust ontstaat. Iets dat je nu juist wil voorkomen, met communicatie.
ANP BJORN VAN DER VELPEN
Plaats als eerste een reactie
Ook een reactie plaatsen? Word lid van Adformatie!