Van der Veen onderzocht de effectiviteit van spaarprogramma’s door de jaren heen en welke factoren daadwerkelijk bepalend zijn voor het slagen ervan. Het gaat hierbij om kortlopende spaarprogramma’s die gericht zijn op volwassenen, waar gespaard kon worden voor hoogwaardige A-merkproducten. Acties gericht op kinderen, zoals sparen voor voetbalplaatjes, vielen buiten het bestek van het onderzoek. Van der Veen werkte in het kader van zijn scriptie samen met BrandLoyalty, een bedrijf dat internationaal loyaliteitsconcepten ontwikkelt voor de levensmiddelensector. De RUG en BrandLoyalty doen al langer onderzoek naar de effectiviteit van kortlopende acties van supermarkten.
Bij het bepalen van de ideale looptijd van een spaarprogramma gaat het om het zogeheten Point Pressure Effect (PPE): het effect dat optreedt wanneer consumenten hun gemiddelde besteding verhogen om een gewenst spaarartikel te verkrijgen. Van der Veen stelt in zijn scriptie vast dat er in de laatste acht weken van spaarprogramma’s sprake is van gemiddeld 8,8 % omzetgroei. Voor die tijd is er geen significante omzetverhoging. Dit impliceert dat winkels misgrijpen en omzet laten liggen als spaarprogramma’s ‘te vroeg’ stoppen. Toch is het ook niet de bedoeling dat spaaracties maar eindeloos voortduren. Voor een optimaal PPE moet wel een concrete einddatum worden gesteld aan het spaarprogramma.
De onderzoeksresultaten sluiten aan bij de praktijkbevindingen van BrandLoyalty. Dat bedrijf stelt dat in de retailbranche de ideale looptijd van een spaaractie veertien tot achttien weken is. Uiteraard is de duur niet de enige kritische factor voor het welslagen van een spaaractie. Ook factoren als de benodigde besteding (het aantal zegels) om het spaarartikel te verkrijgen, zijn bepalend voor een goed resultaat. De Rijksuniversiteit Groningen en BrandLoyalty doen de komende jaren verder onderzoek naar opbouw en effectiviteit van kortlopende loyaliteitsprogramma’s.
Plaats als eerste een reactie
Ook een reactie plaatsen? Word lid van Adformatie!