Het gebeurt regelmatig dat voorlichters de volledige tekst van een artikel voor publicatie willen inzien. Te gek voor woorden, vindt wetenschapsjournalist Maarten Keulemans van de Volkskrant. Hij zette op De Nieuwe Reporter, de site over de toekomst van de Nederlandse journalistiek, zeven redenen uiteen om er niet aan mee te doen. Hier een integrale weergave van zijn betoog:
'Het kan haast niet anders of de voorlichters hebben het laatst met elkaar afgesproken. In een paar weken tijd kreeg ik opeens van verschillende kanten hetzelfde verzoek: fijn dat u ons inzage geeft in de alinea’s waarin u ons citeert, maar mogen we ook de hele tekst inzien? Zodat we de context kennen waarin u ons citeert?
Welja. Ik heb het altijd al een rare gewoonte gevonden om voorafgaand aan een journalistieke publicatie wat dan ook te laten lezen aan derden. Een bizar wantrouwen, dat daaraan ten grondslag ligt: alsof wij journalisten maar wat zouden opschrijven, of te stom zijn om te begrijpen wat ons is verteld.
Maar nu de voorlichters en pr-bonzen het voor elkaar hebben dat de inzage vooraf een soort gewoonterecht is geworden, is het kennelijk tijd voor de volgende stap. Of u even de hele tekst kunt laten zien. Want er zou in de ‘context’ toch zomaar iets kunnen staan wat ons niet bevalt.
Zeker zeven uitstekende redenen zijn er om op zo’n moment te zeggen: sorry, maar tot hier en niet verder. Ik som ze hier nog eens op, als service en ter herinnering, van belangrijk naar onbelangrijk.
1. Inzage van hele stukken schoffeert de lezer
Journalisten die hele artikelen ter inzage geven, schrijven niet meer in de eerste plaats voor hun lezers. In hun achterhoofd zijn ze, hoe subtiel ook, bezig met de geïnterviewde. Dat is immers degene met wie ze direct contact hebben, van wie ze straks reactie krijgen, die kwaad wordt als het stuk te kritisch is wellicht.
Dat kleurt de inhoud, want wie wil er nou gedonder? Het gevolg: brave, bedrijfsachtige te-vriend-houdjournalistiek – en de lezer die aan de zijlijn staat.
2. Inzage maakt lui
Die cijfers. Dat jaartal. Hoe je die naam ook alweer schrijft. Ach, wat maakt het uit: de geïnterviewde krijgt het toch nog ter inzage. Die verbetert het wel. Toch?
Ja, dank je de koekoek. Het is our goddamn job om de feiten op orde te hebben. Wie zijn (of haar) feitencontrole uitbesteedt aan geïnterviewden, maakt zich bovendien kwetsbaar voor inkleuring. Wordt zo’n getal opeens een iets gunstiger getal. Lui, lui, lui.
3. Inzage maakt kwetsbaar
Rámpen kunnen er gebeuren als je zomaar complete berichten over de schutting gooit. Het AMC presteerde het eens om een door Natuurwetenschap & Techniek ter inzage gegeven tekst te jatten en uit te brengen als persbericht. De farmacie flikte het om een reactie op een kritisch artikel over statines uit te brengen, nog vóórdat dat kritische artikel was verschenen: de eerste klap is een daalder waard.
Zo gaat dat voortdurend. Alles wat je ter inzage geeft, kan en zal tegen je gebruikt worden. Vroeg of laat. Doe-het-dus-niet.
4. Inzage is oneerlijk voor anderen
Mooi, zo’n inzage in de hele tekst. Kan de geïnterviewde meteen even zien wat andere geïnterviewden allemaal hebben gezegd.
Ja, hallo: díé hebben nog niet kunnen reageren. Misschien hebben ze zich wel onhandig uitgedrukt, of zijn ze verkeerd geciteerd (het kómt voor). Er kan informatie uitlekken die helemaal niet voor de buitenwereld was bedoeld. Daarmee bewijs je niemand een dienst.
5. Inzage zet de journalist buitenspel
Het omgekeerde gebeurt ook. In de regiojournalistiek (waar mijn wortels liggen) gebeurt het zelfs geregeld. Er is een conflict, een relletje, een onenigheid. Je schrijft erover, en geeft het stuk ter inzage. En dan? Dan bellen beide kampen elkaar toch maar eens op.
Verrek, ik lees hier dat jij ook met die journalist hebt gesproken. We moeten dit niet via de krant doen. Onze meningsverschillen mogen niet op straat komen.
En aan het eind van de dag kloppen de kibbelende partijen opeens gebroederlijk aan met één gezamenlijke reactie: we zijn het eens geworden hoor! U kunt uw stuk uit de krant laten.
Wég nieuws. Handig is de journalistiek buitenspel gezet. Want natuurlijk was (is?) het conflict er wel degelijk. Alleen krijgt de buitenwereld daar niets van te horen.
6. Van inzage komt gedoe
Altijd hetzelfde liedje. Je geeft de geïnterviewde inzage in het artikel – begint hij (zij) wéér over hoe oneens hij het is met de andere partij. Of erger, de geïnterviewde gaat zitten schrappen in de citaten van anderen. ‘Dit klopt niet!!!’, staat er dan opeens in de kantlijn, met drie uitroeptekens erbij.
Alsjeblieft zeg. Laat geïnterviewden zich lekker met hun eigen zaakjes bemoeien. Dat is al voorrecht genoeg.
7. Inzage geeft kopzorgen
En dan zijn er nog die honderd-een praktische nadelen. De geïnterviewde gaat zich verzetten tegen de koppen en intro’s die je per ongeluk mee stuurde. Je hebt snel een reactie nodig, en op een paar losse alinea’s is het sneller reageren dan op een heel artikel. Een concepttekst kan gaan rondzwerven onder mensen voor wie hij niet is bedoeld, en zelfs jaren later opeens weer opduiken.
Als je het zo overziet, is er eigenlijk geen enkele goede reden waarom je wel hele teksten over de schutting zou willen mieteren. Het enige belang dat daarmee is gediend, is dat van de zender – het bedrijf, de universiteit, de instantie waarmee je te maken hebt. Die vergroot zo zijn controle over de journalistiek. Want wie de zendende partij voortdurend laat meekijken over zijn schouder, is allang niet meer onafhankelijk.
Terwijl het alternatief toch alleszins redelijk is: alleen inzage in datgene waarin de geïnterviewde ook echt aan bod komt, met natuurlijk genoeg context om het begrijpelijk te houden. Alleen de quotes, dat is flauw en te weinig. Maar het gehele artikel? Kom, ik ben uw speechschrijver niet zeg.
Waarna je hartelijk lachend en vriendelijk groetend de hoorn met een mooie zwaai op de haak kunt gooien. Afgesproken?'
Plaats als eerste een reactie
Ook een reactie plaatsen? Word lid van Adformatie!