Premium

Hoe Suzanne van Gils (CPB) omgaat met de doorrekening-kritiek: ‘Harder schreeuwen is zinloos’

Waarom het Centraal Planbureau weigert frontaal in de tegenaanval te gaan

[Door Rutger Vahl]

In deze tijd van alternatieve feiten en ‘wetenschap is ook maar een mening’ zoekt het CPB naar manieren om boven de partijen te blijven staan. Het Haagse instituut, met Nobelprijswinnaar Jan Tinbergen in 1945 als eerste directeur, gold lang als objectief en neutraal, het nationale rekencentrum waar de economische effecten van regeringsbeleid werden doorberekend. Maar tegenwoordig staat de autoriteit van het CPB bij sommigen ter discussie. Zo zouden de gebruikte economische modellen ‘politiek gekleurd’ zijn en zou het CPB met zijn berekeningen een misleidende schijn van zekerheid oproepen. Met die kritiek kan het planbureau aansluiten in de rij van kennisinstituten – van universiteiten tot het KNMI – aan wier stoelpoten wordt gezaagd. Wat doe je in zo’n geval? Sta je op tegen je criticasters of blijf je stoïcijns zitten?

Die vraag ligt op het bordje van Suzanne van Gils, sinds juni 2016 hoofd communicatie van het CPB.

Het was lastig een afspraak met je te maken. Waar had je het druk mee?

‘Op 16 februari moest Keuzes in Kaart verschijnen, onze doorrekening van de verkiezingsprogramma’s. Dat doet het CPB sinds 1986, maar bij elke verkiezingen vragen meer partijen of wij naar de economische effecten van hun beleidsvoorstellen willen kijken. Het boekwerk dat verschijnt is dik, dit jaar 374 pagina’s. Naast de coördinatie van het boek en de website die erbij hoorde, had ik ook overleg met onze directeur over wat de kernboodschap in onze communicatie zou moeten zijn. Die was dat er dit jaar echt iets te kiezen valt, dat er forse verschillen zijn tussen de partijen. Voor het eerst hebben we een technische briefing gehouden voor journalisten, om ze te informeren over het proces van de doorrekeningen.’

En, is er veel informatie voortijdig naar buiten gekomen?

‘Ik vind dat er tamelijk veel is gelekt. Maar daar kan ik verder niet op ingaan, omdat we het intern nog moeten evalueren.’

Je had het over een technische briefing voor journalisten. Wat hield die in?

‘Daarin hebben we journalisten verteld hoe het CPB te werk gaat bij Keuzes in Kaart. Dat het bijvoorbeeld geen kwestie is van even alle verkiezingsprogramma’s in een rekenmodel stoppen, maar dat er veel overleg met de fractiespecialisten nodig is. We hebben journalisten vooral ruimte gegeven vragen te stellen, niet over de uitkomsten maar over het proces, wat we doen en wat daarbij komt kijken. Mijn doel was de pers meer inzicht te geven in de complexiteit van onze doorrekening, journalisten mee te nemen in ons werk.’

Heeft het gewerkt, die technische briefing?

‘Dat is moeilijk te zeggen. Maar de opkomst bij onze persconferentie was hoog en de journalisten die ik het vroeg, waren positief over de briefing. Mijn ervaring is, ook als woordvoerder van de minister, dat als je journalisten meeneemt, je hen helpt te duiden waarom iets zus is en niet zo. Dan nog kan er kritiek op komen. Maar het is wel prettig als dat op basis van de juiste argumenten en ideeën gebeurt.’

Econoom Ewald Engelen noemde jullie doorrekeningen in NRC Handelsblad ‘je reinste flauwekul’ en net zo fictief als een ‘kasteelromannetje’. Meer algemeen is de kritiek dat jullie rekenmodellen gebaseerd zijn op politieke keuzes en dat vooral gangbaar economisch beleid er positief uit naar voren komt. Partijen die radicaal andere keuzes maken zouden per definitie slecht scoren. Ook zouden partijen hun beleidsvoorstellen zo goed mogelijk afstemmen op jullie modellen, om maar zo gunstig mogelijk uit de bus te komen. Een soort window dressing dus.

‘We werken volgens de laatste wetenschappelijke inzichten, onze modellen zijn state-of-the-art. We hebben laatst weer een externe visitatie gehad die dat ook concludeert. Maar die geloofwaardigheid en onafhankelijk, daar moeten we wel over blijven waken, onder meer door continu de modellen te verbeteren. Dat is niet veranderd bij het CPB. De verandering zit in de omgeving, die anders over deskundigheid is gaan denken. “Het is ook maar een mening”, met dat soort kritiek hebben ook wij te maken. Met de Brexit zag je dat mensen in twijfel trokken of die Engeland wel echt zoveel geld zou gaan kosten. Dat was ook maar een mening... Hoe ga je als instituut om met alternative facts, dat is een vraag, voor alle kennisinstituten.’

Als openlijk aan je onafhankelijkheid wordt getwijfeld in de media, waarom reageert jullie directeur, Laura van Geest, dan niet met een vlammende ingezonden brief? Dat het eens afgelopen moet zijn met die verdachtmakingen?

‘Tot nu toe hebben we dat niet gedaan, want dan wordt het een WC Eend-verhaal. “Wij zijn wél goed. Wij doen het wél volgens de laatste methoden.” Dat is niet het sterkste wat we kunnen doen. Het paste ook niet bij de afgelopen periode om als eerste en hoogste te schreeuwen. We zaten immers midden in het vertrouwelijke proces met de politieke partijen.’

Aan de andere kant, Laura van Geest zei over partijen die hun programma niet willen laten doorrekenen, dat ze aan luchtfietserij deden. Best een pittige uitspraak. Was dat een slip of the tongue?

‘Nee, dat was bewust.’

Wat wilde ze daarmee aangeven?

‘Het belang van de doorrekening. Luchtfietserij slaat er natuurlijk op dat je gratis dingen kunt beweren.’

FOTO: BOB VAN DER VLIST

Jullie reputatie en geloofwaardigheid: zijn die voor jou een punt van zorg?

‘Ja, want het zijn de belangrijkste assets die we hebben. We zijn een kennisinstituut en er is een omgeving die kritischer is op feiten. Dus daar moet je alert op zijn. Enerzijds denk ik dat je journalisten meer moet meenemen in het proces, zoals we dit jaar hebben gedaan met de technische briefing. Twee is niet harder te gaan schreeuwen, want dat heeft geen zin. Soms moeten de feiten hun eigen werk doen. Bij de media is nog steeds veel waardering voor het CPB. Ik zie dat we echt nog wel bekend staan als autoriteit. Ik ben dus niet in een staat van gealarmeerdheid omdat er wat kritische artikelen verschijnen.’

Je hebt het over een grote behoefte aan feiten. Die trend speelt het CPB in de kaart. Jullie naam duikt overal op, wat jullie maatschappelijke belang onderstreept. Tegelijk kunnen veel mensen waarschijnlijk niet uitleggen wat het CPB doet.

‘Wij hebben geen publiekscommunicatie. Wij richten ons op de departementen, politieke partijen, journalisten en wetenschappers. Ons doel is dat onze onderzoeken gebruikt worden in de maatschappelijke discussies. Er spelen twee dingen een rol in de communicatie. Enerzijds weten veel mensen niet hoe het in het Haagse werkt. Dat merkte ik toen ik woordvoerder was van Donner Kamp en Asscher en zelfs vriendinnen regelmatig tegen mij zeiden: “Jij werkt toch bij de Tweede Kamer?” Het tweede is dat de feiten ter discussie staan. Dat is nog een grotere uitdaging. Hoe functioneer je als organisatie als fact free politics en alternative facts steeds meer voorbijkomen. Wat vraagt dat van je organisatie, dat is wel een breinbreker.’

Het CPB wordt grotendeels gefinancierd door Economische Zaken, maar is onafhankelijk. Tegelijk doen jullie wel aanbevelingen aan de politiek. Roep je zo niet de schijn van partijdigheid over je af? Hoe leg jij dat uit?

‘Onafhankelijk wil niet zeggen dat je geen mening kunt geven. Als die mening maar gebaseerd is op wetenschappelijk onderzoek en objectieve kennis. Als wij aanbevelingen doen over de woningmarkt of over flexwerk, dan staan die los van de kleur van de regering van dat moment. Wij signaleren een maatschappelijk probleem met economische consequenties. Maar welke keuzes worden gemaakt, is aan de politiek. En die kijkt naar meer dan alleen de economische kant.’

Wat me opvalt is dat jullie Twitteraccount alleen zenden is. Jullie volgen niemand.

‘Ons officiële Twitterkanaal gebruiken we nu vooral voor zenden, dat klopt, en daar wil ik veranderingen in gaan aanbrengen. Maar ik ben nog maar een paar maanden hier. En zoals de NS het doet: daar heb je een hele afdeling voor nodig. Gelukkig is Twitter niet het enige kanaal waarmee we in contact staan met pers en samenleving.’

Al jullie medewerkers staan met naam, foto, emailadres en telefoonnummer op de website. Iedereen kan met ze bellen, pers maar ook burgers. Waarom doen jullie dit?

‘Allereerst willen de onderzoekers zélf dat de luiken letterlijk openstaan. Iemand zei me: “Als je dat maar nooit gaat veranderen.” Dat ben ik ook niet van plan, al vond ik het wel heel gek toen ik hier kwam werken. Ik kom van een departement vandaan waar iets dergelijks ondenkbaar zou zijn. Ik was dus heel benieuwd hoe het zou werken in de praktijk, als medewerkers zo toegankelijk zijn voor de pers. Jazeker, het is kwetsbaar, want de meeste onderzoekers zijn niet gewend om met journalisten te communiceren, ze kennen de mores van het journalistieke niet. Dus vergeten ze wel eens te zeggen dat ze niet geciteerd willen worden en staan ze de volgende dag groot in de krant met naam en toenaam. Dat is eigenlijk het grootste communicatierisico. Onderzoekers komen met hun gezicht op tv en ook dat kan negatieve gevolgen hebben, want het betekent ook dat je, bijvoorbeeld op Twitter, kritiek krijgt op je kleding of wat je gezegd hebt.’

Waarom hechten onderzoekers zelf aan die benaderbaarheid?

‘Sowieso vinden mensen het superleuk om over hun onderzoek te vertellen. Iedereen wil daar graag aandacht voor. Ze krijgen trouwens niet alleen journalisten aan de lijn, maar soms ook boze burgers. Maar is dat erg? Nee, het zorgt ervoor dat we dicht bij de samenleving blijven staan.’

Je hebt veel vertrouwen in de communicatie-skills van medewerkers. Veel van jullie werk heeft betrekking op politieke kwesties. Hoe voorkom je dat een medewerker iets in de media zegt wat onbedoeld een politieke lading krijgt?

‘Bij de doorrekeningen heb ik aan iedereen die zich ermee bezighield gemaild: let op, in deze periode moeten we er echt ervoor waken dat we in politieke discussies terechtkomen. Weet je niet wat je met een vraag van een journalist aandoet, neem dan even contact met me op. In zijn algemeenheid geldt dat als het echt een interview wordt, medewerkers vooraf afstemmen met mij en dat ik vragen stel als: wat is de kern van je verhaal.’

Wie is Suzanne van Gils?

Suzanne van Gils (42) studeerde Beleid, Communicatie en Organisatie en Bestuurskunde aan de Vrije Universiteit (1995-1999). Ze werkte als communicatieadviseur bij diverse ministeries (2000-2009) en als woordvoerder op het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (2009-2016). Daar was ze woordvoerder van minister Donner (CDA), Kamp (VVD) en Asscher (PvdA).

In 2014 was ze teamleider Gezond Gewicht op het ministerie van VWS.

Sinds juni 2006 werkt ze als hoofd communicatie/directiesecretaris bij het Centraal Planbureau in Den Haag.

Suzanne van Gils is getrouwd en moeder van twee dochters (10 en 12 jaar).

 

Je was woordvoerder op Sociale Zaken en werkte voor de ministers Donner, Kamp en Asscher. Waarom stapte je vorig jaar over naar het CPB?

‘Ik had een geweldige maar ook best heftige baan. Ik ben lang woordvoerder geweest, eigenlijk langer dan ik van plan was. Ik wilde een keer voor een andere organisatie werken, wel in het Haagse, een leidinggevende baan, eindverantwoordelijk zijn voor een team.’

Je werkte onder drie verschillende ministers met verschillende communicatiestijlen. Wat betekende dat voor jouw werk?

‘Het was drie keer een ander vak. Lodewijk Asscher is een communicatiedier. Die doet het heel gemakkelijk. Donner was meer laid back. Kamp zat ertussenin.’

Wat is het belangrijkste, als je woordvoerder bent van een minister?

‘Iedereen denkt altijd, zeker bij dit soort mannen: “Die minister verzint toch zelf wel wat ’ie wil antwoorden op een vraag van een journalist, dat hoef jij toch niet te doen?” Nee, natuurlijk niet. Maar de agenda’s van die mannen zitten knijtervol, ze gaan van vergadering naar vergadering en dan staat er ineens een camera op ze. Niemand kan dan een gladde quote uit zijn mond krijgen. Dus je moet altijd even een moment hebben met de minister, en even zeggen: “Die journalist wil daar en daarover praten”, even tegen ze aanhouden wat ook alweer de kern van de inhoud is en de tekst, maar dat moment moet je wel hebben.’

Dan is het CPB een andere dynamiek.

‘Maar ik doe vaak hetzelfde. Een onderzoeker heeft lang aan een onderzoek gewerkt, maar kan niet in twee zinnen zeggen wat de kern is. Dat moet je oefenen. Het scheelt als je een vraag al eens gehoord hebt en er al eens over nagedacht hebt, of dat je hem blanco gesteld krijgt. Dat geldt ook voor Laura.’

Nog iets toe te voegen over communicatie?

‘Communicatie is fingerspitzengefühl, geen exacte wetenschap. Heel vaak heb je het over dingen waarvan je niet weet hoe erop gereageerd gaat worden. Het betekent dat je moet durven experimenteren, niet alleen met middelen maar ook met toon en hoe ver je kunt gaan. Communicatie doet ertoe in je organisatie. Daarom moet je de organisatie erin meenemen.’

FOTO CPB: ANP / LEX VAN LIESHOUT

premium

Word lid van Adformatie

Om dit artikel te kunnen lezen, moet je lid zijn van Adformatie. 15.000 vakgenoten gingen jou al voor! Meld je ook aan met een persoonlijk of teamabonnement.

Ja, ik wil een persoonlijk abonnement Ja, ik wil een teamabonnement
Advertentie