Het gebeurt niet vaak dat ik eerst de kop verzin voordat ik me aan een stukje zet. Maar deze stond er meteen. Aanleiding is natuurlijk de stikstofcrisis. Die was er namelijk nog niet toen (bijna) alle vrouwen van Nederland vrijelijk hun blote bovenstuk een blik op de wereld gunden als ze een dagje naar het strand trokken. En omdat het klimaat toen nog een beetje normaal deed, waren dat er welgeteld drie per zomer. Drie stranddagen bedoel ik.
Het strand, dat waren vrolijk oranje wapperende Fantavlaggen, een wat smoezelige haringkar die dikke bandensporen in het mulle zand trok en waar je op een vetvrij kartonnetje zoute haring met zuur kocht, in plaats van geroosterde gelebietenwrap met zwartebonenmoehammarra à raison van 18,50 in een sloophouten loungestoel voor dertig euro per dagdeel - zonder parasol. Op de radio een schetterend Veronica. En blote tieten dus, van hier helemaal tot de vloedlijn. Dikke, dunne, grote, magere, oude, jonge, blanke, bruine, roodverbrande (!) Alle soorten waren aanwezig. Heel inclusief eigenlijk. En als je niet topless wilde, dan was dat ook goed. In zekere zin was die toplesstijd, bedenk ik me nu, een slordige uitloper van de vrije jaren zestig. De hippiegeneratie had de weg bereid, het klootjesvolk hobbelde daar tien jaar later in monokini achteraan.
Woodstock, maar dan aan zee.
Ontspannen tijden waren het. Van staren was geen sprake, al zat er vast ergens achter het beslagen glas van een strandtent een vieze man over het tietenparadijs uit te kijken.
Helemaal naakt en in je blote reet naar het strand, dat was dan wel weer erg raar natuurlijk. Daar had je aparte strandjes voor. Aparte strandjes voor aparte types.
Want zo benepen waren we dan ook wel weer.
Van alle dingen die zouden verdwijnen, had ik het van de borsten het minst verwacht. Het was in zekere zin best een emancipatorisch begrijpelijke stap. Mannen een bloot bovenlijf? Dan de vrouwen ook.
Maar zie, je let even niet op en de tijden zijn retro-Victoriaans. Alleen het woord tiet is al zwaarbeladen, zo leerde ik uit het nerveuze gedoe rond de Lindacover. Tet en mem zijn de halfzachte vervangers. Wat opmerkelijk is, in een tijd waarin iedereen het woord kut gebruikt alsof het over een half gesneden brood gaat.
Van bevriende docenten hoor ik dat meisjes van veertien, vijftien vaak zo ‘schaars gekleed’ naar de les komen dat de docenten uit plaatsvervangende schaamte niet weten waar ze kijken moeten. Voordat ik nu voor ouwe lul wordt versleten: Ik probeer hier de tijdgeest te ontrafelen. Er zit een rare knik tussen de zedigheid op het strand en de losbandigheid in het klaslokaal.
Hoe strakker de moraal, hoe groter de worsteling.
Verkrampt is het eerste woord dat in me opkomt. In NRC las ik een dubbelinterview met Elma Drayer (65) en een jonge schrijfster van wie ik niet eerder gehoord had. De schrijfster valt ook op vrouwen, wat haar ertoe had gezet VROUW op haar vinger te laten tatoeëren. Tot ze zich bedacht dat dat niet zo aardig was tegenover mensen die vrouw noch man zijn - of andersom. Waarna ze een X op de andere kant van haar vinger liet plaatsen. Maar dat, zo vermaande een vriendin haar, was nu juist weer heel erg buitensluitend - om redenen die ik, ook als ik het stuk drie keer lees, niet begrijp.
Van schrik liet de schrijfster er nog twee kruisjes bij zetten, zodat ze volgens haar vinger behalve biseksueel nu ook Amsterdamse is.
Elma Drayer, kind van de jaren zestig, zuchtte hoorbaar bij die dwingende behoefte om het vooral niet verkeerd te doen, niemand voor het hoofd te stoten en de angst om een categorie over te slaan. ‘Jullie generatie loopt op eieren’, zei Elma.
Zoals de Engelsen zeggen: Je kunt niet op eieren lopen zonder een omelet te maken.
Wat de vinger van de schrijfster precies met die borstenkwestie, laat staan die omelet te maken heeft, weet ik niet. Maar tussen alles is er een verband tegenwoordig, dus daar kom ik mooi mee weg.
Hoe dan ook: dit land is danig in de war.
En dan hebben we het nog niet eens over de blote boeren gehad.