Het was eind 2019 toen het Isala Ziekenhuis werd ‘overdonderd’ door een pijnlijke en gevoelige kwestie uit het verleden. Door een toevallige dna-match bij een commerciële databank bleek dat de Zwolse gynaecoloog Jan Wildschut van begin jaren ‘ 80 tot en met eind 1993 met zijn eigen sperma 17 donorkinderen heeft verwekt. Niemand was ervan op de hoogte, wensouders noch het ziekenhuis, totdat een van zijn donorkinderen werd gematcht met een nicht van Wildschut. Verder onderzoek bracht nog 16 donorkinderen aan het licht.
Wildschut, een pionier in kunstmatige inseminatie, kwam in 1981 te werken voor Sophia-ziekenhuis in Zwolle, dat later opging in het Isala. Hij was daar de enige specialist die KI met donorsperma uitvoerde. Er was een groot tekort aan donoren, die toentertijd nog anoniem bleven.
Gevoelig proces
Na het bekend worden van de kwestie volgde een even bijzonder als gevoelig proces. De donorkinderen en de nabestaanden van Wildschut kwamen met elkaar in contact en besloten samen op te trekken. Nadat ze het Isala Ziekenhuis inlichtten over de zaak werd een coalitie tussen de drie partijen gesmeed, die ook besloten gezamenlijk naar buiten te treden met dit nieuws.
Afgelopen dinsdag gebeurde dat. Waar er grote risico’s op de loer lagen, zoals over-sensationele berichtgeving of een jacht op de donorkinderen, bleef de massale media-aandacht doorspekt van respect. Ook bleef de betrokkenen negatieve artikelen en items bespaard, belangrijk want de wettige kinderen, de donorkinderen en het Isala wilden het onderwerp ‘donorconceptie’ uit de taboesfeer halen en bijdragen aan meer openheid. Daar zijn ze in geslaagd.
Snel betrokken
Agnus van Loenen, senior communicatieadviseur bij het Isala Ziekenhuis, speelde hier een belangrijke rol in. Ze was snel op de hoogte van de zaak toen deze eind 2019 bekend werd. ‘Ik sloot aan bij ons eerste werkgroepoverleg hierover. Ons team wordt vrijwel meteen bij dit soort media-gevoelige casussen betrokken.’
Hoe is het tot de bekendmaking van deze zaak gekomen?
‘In heel goed overleg met de donorkinderen en de wettige kinderen van de gynaecoloog. Ons gezamenlijk belang was om mogelijk nieuwe donorkinderen en wensouders uit die tijd zo goed mogelijk te begeleiden en ze de ondersteuning te bieden die nodig was. Dat was de gemeenschappelijke noemer en zorgde ervoor dat wij gezamenlijk naar buiten wilden treden. Dit hebben we gedaan door een statement namens de familie, de donorkinderen en Isala op onze site te publiceren.’
Wat was jouw rol en die van communicatie daarin?
‘In het begin volgend; er moest eerst uitvoerig dossieronderzoek verricht worden om te bepalen hoe groot deze zaak was en wat de impact op alle betrokkenen zou kunnen zijn. Toen in samenspraak met het Fiom (specialist bij afstammingsvragen, jm) en de familie van de arts, duidelijk werd dat we een donorprofiel van de gynaecoloog konden maken, gaf ons dat handelingsperspectief. We wisten dat er mogelijk nieuwe donorkinderen en wensouders uit die tijd zich zouden kunnen melden. Toen we wisten dat dit profiel binnen elke weken gereed zou zijn, hebben we een datum afgesproken om met het bericht naar buiten te gaan. Daaraan voorafgaand hadden wij overigens al wel woordvoeringslijnen en een stappenplan voor communicatie voorbereid. Mocht informatie toch eerder op straat komen te liggen, dan konden we direct handelen.’
Hoe hebben jullie dit nieuws ‘droog’ kunnen houden met zoveel belanghebbenden?
‘Dat was toch een kwestie van vertrouwen hebben in elkaar. We hebben bijzonder veel waardering en respect voor hoe de familie van deze arts en de donorkinderen met hun geschiedenis omgaan. Dat maakt dat iedereen die zeer nauw bij deze casus betrokken is - van raad van bestuur, mijn collega’s tot en met de medewerkers van de betrokken afdelingen - er echt voor ging. We wilden de familie hoe dan ook op een respectvolle manier over het voetlicht brengen bij de media, voor henzelf natuurlijk, maar ook om het taboe rondom donorconceptie te doorbreken.’
Hoe hebben jullie dat aangepakt?
‘Door het gezamenlijk statement dat we proactief op onze site hebben geplaatst en door onze mediastrategie, waarin we eerst de regionale media, die dicht bij ons staan, meenamen, als eerste de Stentor en daarna RTV-Oost. Het was spannend om te kijken hoe de andere media het vervolgens gingen oppakken, maar we zagen dat de eerste berichtgeving vanuit onze regionale media ook landelijk werd overgenomen, met dezelfde toon en respect. We hebben veel ongenuanceerde sensatieberichtgeving kunnen voorkomen.’
Jullie gezamenlijke doel was ook om donorkinderen en wensouders in te lichten en perspectief te bieden. Is dat gelukt?
Ja, veel kinderen en wensouders hebben het Isala via een speciaal telefoonnummer hierover benaderd. Vragen als: ‘Ik bel maar even, want ik wil graag mijn verhaal delen. Dit gaat over mij, denk ik’. Of: ‘Hoe heeft dit kunnen gebeuren? Hij was zo’n goede arts die zo voor ons gestreden heeft’. We merken dat mensen zich soms bezwaard voelen om ons toch te bellen. Het is heel fijn dat we ze dat luisterend oor en die zorg kunnen bieden. Mensen voelen dat hun verhaal serieus genomen wordt.’