De manier waarop Rob de Leede in1988 als assistent-persvoorlichter werd aangesteld bij Oranje verraadt veel over de stand van het communicatievak in die tijd. De Leede is net aangenomen bij de KNVB als medewerker voorlichting en PR voor het amateurvoetbal als de perschef van Oranje, Wim Jesse, zich maandenlang onvindbaar houdt.
Ger Stolk, de woordvoerder amateurvoetbal, krijgt ‘Oranje’ toegeschoven, maar heeft nauwelijks een idee wat hem precies te doen staat en zegt tegen De Leede: ‘Loop jij maar met me mee, twee weten meer dan één.’ Het is vlak voor het glorieuze EK in Duitsland met de grote sterren Ruud Gullit en Marco van Basten en Rinus Michels als baas.
Het is het begin van een imposante loopbaan als perschef van het Nederlands elftal, waarin De Leede grote toernooien meemaakte in onder meer de de VS, Engeland en Frankrijk, met heroïsche wedstrijden, pijnlijke nederlagen en de nodige incidenten, die allemaal enorme mediadruk opleveren.
Belofte
Zijn ervaringen zou hij al voor zijn 50e in een boek optekenen, zo had hij vrienden van hem ook toegezegd. De Leede: ‘Ik ben nu al voorbij de 60, je begrijpt, het moest er ook wel eens van komen. Toen corona uitbrak had ik er de tijd voor en ben toen gaan zitten.’ Het resultaat is het boek Schaken met Edgar Davids, dat een inkijk geeft in het leven van een persvoorlichter van Oranje.
‘Nee, maar toch geloof ik niet dat iemand boos gaat worden wat op papier staat. De dingen die ik heb meegemaakt zijn niet zodanig dat ze niet naar buiten mogen. Het smeuïgste is nog wel de affaire rond het Nederlands elftal in 2001 toen we een oefenwedstrijd speelden in Denemarken. Toen we terugkwamen van een training zat e98r een batterij prachtige dames in het hotel aan de bar. Dat viel erg op, want het was er verder zo goed als leeg, het was vlak na 9/11. Een vriend van Patrick Kluivert had ze besteld omdat hij een zakendeal had afgesloten.’
Ja, precies. Maar die dames zijn al snel weggestuurd, er is werkelijk niks gebeurd. Twee weken later werd dat een enorme rel in de Deense media, er zou een orgie zijn geweest, zich van alles hebben afgespeeld. Dat werd overgenomen in Nederland. Oranje had zich toen niet geplaatst voor het WK, de media brachten het verhaal uit Denemarken in verband met de mentaliteit van de spelers.’
‘Nee, het feit dat jij de naam van dat model nog herinnert geeft al aan hoe de dynamiek was. Ik heb natuurlijk steeds gezegd: mensen, er is daar niks gebeurd, maar dat had geen enkele zin. De sneeuwbal rolde de berg al af, dan is er als persman ook niks aan te houden.
‘Aan het WK in Frankrijk in 1998. Er werd goed gevoetbald, de sfeer was prima, het stond aan alle kanten goed. Die wedstrijden waren indrukwekkend, de kwartfinale in Marseille tegen Argentinië met die goal van Bergkamp, de halve finale in hetzelfde stadion tegen Brazilië. We waren beter, maar gingen er met strafschoppen uit. Van Hooijdonk had nog een penalty moeten krijgen, Kluivert kreeg een enorme kans vlak voor tijd… Het was legendarisch, met een goede groep spelers, die ook voor mij als perschef het werk heel prettig maakte. Ik kreeg van buitenlandse media te horen dat we veel toegankelijker waren, veel coöperatiever dan andere teams. Communicatief scoorden we ook heel erg goed. Daar speelde Hiddink ook een rol in natuurlijk.’
Rob de Leede werkte lang als perchef van Oranje met onder meer Dick Advocaat, Guus Hiddink, Frank Rijkaard, Louis van Gaal en Dick Advocaat op EK's en WK’s. Ook begeleide hij Leo Beenhakker in 2006, toen die trainer was van Trinidad en Tobago in het eindtoernooi van het WK in 2006.
‘Dat laatste. Je hebt natuurlijk overleg met elkaar, geeft advies, maar het is de bondscoach die het bepaalt, en uiteraard hebben ook de spelers hun inbreng. In die zin zit je in een lastige positie als persvoorlichter, je bent de kop van jut. Voor de media doe je al snel te weinig om een speler voor een interview te regelen, en voor de spelers ben je de halende partij die ze soms ook moet overtuigen van de belangen van de media. Je probeert het zo in elkaar te passen dat beide partijen ermee kunnen leven.’
‘Nou, niet altijd. Rinus Michels zei ooit: ”De media zijn een onverzadigbaar monster”, en daar had hij wel gelijk in. Als je besluit om in plaats van één persconferentie rond een interland er vijf te geven, dan krijg je altijd de vraag: waarom geen zes? De media willen altijd meer. Als een speler geblesseerd is zouden het liefst ieder kwartier een update krijgen. Daar zijn we niet voor. Het beste kun je dan zeggen; hij wordt behandeld, om vijf uur morgen vertellen we wel of hij speelt.’
‘Ja uiteraard. Je moet ze toch ’s nachts uit hun bed kunnen bellen en open kunnen zijn over wat er gebeurt. Je bent van elkaar afhankelijk, daar is vertrouwen nodig.’
‘Ja, toch van Gaal, het was secuur, had oog voor de mensen, werkte met een duidelijk plan en lichtte alles toe. Hij was de trainer die, zoals hijzelf zegt, het meest aan uitsluiten van toeval deed.’
‘Ja, dat klopt. Ik ben ook nog zelf eens degene geweest op wie hij zijn boosheid richtte. We speelden in Portugal een kwalificatiewedstrijd voor het WK in Japan en Zuid-Korea. In een persconferentie voor die wedstrijd zocht Van Gaal naar een woord, en ik vulde dat aan. Hij werd daar ineens erg boos over, ten overstaan van de internationale pers. Je wilt daar ook geen scene maken, dus ik heb dat maar even geslikt’
‘Nou niets, of tenminste, ik heb hem er net meer over gesproken. Je wist ook hoe Van Gaal was tijdens die persbijeenkomsten. Journalisten gebruikten dan ook. Je zag van achter de tafel aanstoten van: ga jij hem provoceren, of zal ik het doen? En dan kwamen ze met de vraag die hem boos maakte. Aan het andere kant van het spectrum, en die wil ik toch wel even noemen, had je Leo Beenhakker, die zo ontzettend losjes met de media kon omgaan. Mensen kwamen naar zijn persconferenties om te lachen. Ik heb tijdens het WK 2006 in Duitsland ook erg prettig met hem gewerkt.’
‘Nee, de verschillen zijn enorm groot natuurlijk. De grote spelers zijn merken geworden met een enorme waarde, waar goed wordt nagedacht over wat er naar buiten wordt gebracht. Ze lezen ook direct wat er over ze geschreven wordt. Bij het WK in Frankrijk in ’98 kregen we dagelijks de Telegraaf en het AD toegestuurd en ook de VI, die na iedere wedstrijd uitkwam. Als er dan een verhaal in stond dat kritisch was voor een speler of het team, konden we dat nog weleens even achterhouden tot de storm weer een beetje geluwd was. Dat is nu ondenkbaar.’
‘Ik heb nooit de illusie gehad dat spelers vrienden van mij waren of zouden willen worden. De belangrijkste mensen voor ze zijn de technische staf en de mensen met wie ze fysiek te maken hebben, de fysiotherapeuten. Dat neemt niet weg dat ik sommige spelers wel lang heb meegemaakt. Frank de Boer vanaf zijn 18e bij de diverse elftallen, Kluivert en Seedorf vanaf 15 jaar. Je tafeltenniste weleens met ze, en het is meer dan een zakelijke band, maar ik heb nooit het idee dat ik naar een bruiloft of verjaardag van ze zou moeten.’
‘Nou, dat was toch een bijzondere jongen. Hij las wat zwaardere boeken dan de gemiddelde speler die nog net de Heineken-ontvoering van Peter R. de Vries had uitgelezen. Edgar schaakte ook, dat heb ik nog nooit een voetbalspeler zien doen. Hij bleek er toch wat meer studie in te hebben gegooid dan je zou verwachten, in ieder geval dan ikzelf had gedaan.
Schaken met Edgar Davids, Rob de Leede, Edicola Sport, isbn 9789493201156, Nederlands, 224 pagina’s