Premium

7 vragen over de autorisatie van interviews

In ons land wordt vaak flink onderhandeld tussen voorlichters en journalisten. Ervaringsdeskundigen over deze praktijken.

Helaas hebben we niet meer de rechten op de originele afbeelding
adformatie

[door Frans Oremus]

1 Tijd voor een nieuw experiment niet-autoriseren?

Vijftien jaar geleden deden Haagse voorlichters en journalisten een experiment: interviews werden een jaar lang niet geautoriseerd. Het initiatief van – toenmalig politiek verslaggever – Sjuul Paradijs (Telegraaf) stierf een stille dood. Vooral journalisten bleken behoefte te hebben aan een extra feitencheck. Het experiment interviews niet langer te autoriseren was ingegeven door irritatie van journalisten, Paradijs voorop. Hij klaagde dat interviews met bewindslieden soms compleet herschreven werden geretourneerd door de afdelingen voorlichting van ministeries, met de mededeling dat de politicus ‘dát’ eigenlijk had willen zeggen. Zijn collega’s hadden soortgelijke ervaringen.
Maar ook onder voorlichters waren felle voorstanders van niet-autoriseren, toenmalig directeur voorlichting Jeroen Sprenger van het ministerie van Financiën voorop. Op hun beurt klaagden zij over de geringe feitenkennis en slechte voorbereiding van sommige journalisten, die er klakkeloos van uitgingen dat de ontbrekende feiten wel door de voorlichter werden ingevuld. Zij verwezen naar het Amerikaanse model, waar het de journalist zijn eer te na is als er fouten in zijn stuk staan en waar ieder interview door een batterij ‘factcheckers’ binnenstebuiten wordt gekeerd.
Tegen de verwachting in waren het de journalisten die ervan afzagen het experiment voort te zetten. Naast de behoefte aan een extra feitencheck bleek concurrentie een ander motief: er was te weinig ruimte voor het maken van deals, zoals het - in ruil voor een primeur of exclusief interview - wel toestaan van autorisatie.
Is een dergelijk experiment voor herhaling vatbaar?
Jos Heijmans, voorzitter van de Parlementaire Persvereniging (PPV) en parlementair verslaggever RTL Nieuws, is voorstander van het Amerikaanse model (‘als je geen foutloos interview kunt leveren, ben je eigenlijk geen knip voor de neus waard’) en vindt dat de vereniging daar geen voortouw in moet nemen. ‘Er lopen hier in Den Haag veel journalisten rond en die hebben allemaal een eigen mening. De PPV bewaakt de infrastructuur die journalisten hier het werken mogelijk maakt en we spreken daarover bijvoorbeeld met de Rijksvoorlichtingsdienst. We fungeren meer als klassenvertegenwoordiger dan dat we visionair opereren. Daarvoor is iedereen hier te individueel bezig.’
Als de schrijvende journalisten behoefte hebben de afspraken rond autoriseren te herzien kan de PPV bemiddelen, zegt Heijmans.

Friso Fennema, woordvoerder van minister Lodewijk Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), schildert een prettig poldermodel rond autorisatie op het Binnenhof, waar een experiment met niet-autoriseren wat hem betreft niet nodig is. ‘Ik ben er niet tegen maar ik ben heel tevreden met de huidige mores. Die zijn in de Verenigde Staten veel vijandiger. De gewoonte daar is dat voorlichters bij interviews met een minister integraal een bandje laten meelopen. Wanneer de tekst van het interview niet goed is weergegeven worden een transcriptie en een geluidsopname op de website gezet waarnaar de politicus kan verwijzen.’

2 Waarom alleen autoriseren bij geschreven interviews?

Waarom wordt er eigenlijk zo’n groot verschil gemaakt tussen geschreven en audiovisuele media? Bij de laatste categorie wordt, behalve bij leden van het Koninklijk Huis, vrijwel nooit om autorisatie gevraagd.
Hanneke de Korte, hoofd Media & Communicatie bij Reclassering Nederland: ‘Dat vind ik toch wel logisch. Als iemand van de Reclassering iets vertelt voor de camera van NOS Nieuws is dat kort, goed voorbereid en sta ik ernaast. Een schrijvend journalist die een uur of meer met iemand spreekt heeft veel meer keuzemogelijkheden.’

Fennema: ‘Tja, daar zit een paradox. Maar ook bij de audiovisuele media krijgen wij wel eens materiaal vooraf te zien. Radio of tv is vaak kort. Als een krant meegaat op werkbezoek en een paar quotes opneemt, vragen we ook niet om autorisatie. Op televisie en radio werken we het liefste live; je hebt dan de maximale mogelijkheid om de quotes goed weer te geven. Bij fotoreportages beslissen we vooraf: we doen het wel of we doen het niet.’
Jos Heijmans: ‘Dat hele autoriseren is een beetje gedateerd. Met het verifiëren van quotes heeft niemand problemen, maar het gaat te ver om ook beschrijvingen, zoals hoe de minister achter zijn bureau plaatsneemt, te willen veranderen of verwijderen. Dingen die hier in Den Haag nog steeds gebeuren.’

3 Bestaan er grenzen?

In de wereld van Bekende Nederlanders gaat het er anders aan toe. Niets wordt aan het toeval overgelaten. Dat ondervond sterinterviewer Antoinnette Scheulderman (winnaar interviewprijs De Luis in 2009), die veel voor serieuze en minder serieuze glossy’s schreef in de periode dat ze de prijs ontving. Stylist, kapper, fotograaf en autorisatie worden bij interviews soms vooraf – per contract – bepaald door de managementbureaus (agentschappen). Tegenwoordig beperkt ze zich tot de serieuzere bladen als Linda., Volkskrant Magazine en Vogue. Waarom? ‘Het stoort me dat sommige bladen meegaan in de veel te ver gaande eisen die bureaus als Henneman agency en The Fame Game – die veel jonge acteurs begeleiden – stellen. Tijdschriften zouden zelf hun visagie etc. moeten regelen om sterk en onafhankelijk te staan, maar zo is het niet meer sinds de crisis in bladenland. Er zijn heel wat bladen die ieder nummer een vrouwelijke BN’er met een goed uiterlijk op de cover moeten hebben om enigszins te verkopen. Dan vis je in een kleine vijver en kunnen de bureaus hun eisen stellen.’ Scheulderman wil alle vragen kunnen stellen en geen beperkingen vooraf krijgen. ‘Dit soort bureaus werkt vaak met heel jonge, vrouwelijke communicatieadviseurs die nog niet beseffen dat juist het tonen van het randje aan mensen meer diepte aan het interview geeft. Die stellen rustig vooraf dat je niet naar het privé-leven mag vragen, of bij een ander niet naar zijn vrouw of verleden. Terwijl dat voor een goed, persoonlijk interview juist wel moet. Zo werk ik. Ik wil alles kunnen vragen; de geïnterviewde, heeft het recht geen antwoord te geven. Toen ik Viggo Waas interviewde werd hij vooraf gewaarschuwd dat zijn vriendin het vast niet leuk zou vinden omdat ik “diep penetreer” in privé-levens. Bij een ander tijdschrift vroeg een agentschap aan het tijdschrift waar ik voor werkte of ze voor een interview niet Pieter Webeling (collega-interviewer, red.) konden sturen in plaats van mij. Pff... dat vind ik echt heel ver gaan.’ Ze stoort zich aan het gebrek aan respect bij sommige voorlichters. ‘Als ik rood gearceerde tekst terugkrijg gaan bij mij de hakken in het zand. Alsof je op school zit! Ik voel me niet serieus genomen in mijn vak als tekst wordt gewijzigd of zelfs weggehaald die feitelijk gewoon klopt. Als ik word gebeld vind ik dat veel prettiger onderhandelen.’ Nog niet zo lang geleden nam Scheulderman een rigoureus besluit: ze besloot te stoppen met het interviewen van jonge, bekende acteurs die door al te waakzame bureaus worden begeleid. ‘Ik interview nu vaak schrijvers. Die hebben meer te vertellen en begrijpen beter dat een interviewer een gesprekspartner is, in plaats van een wandelende dicteermachine.’
Oprichter en eigenaar Vanessa Henneman van het gelijknamige agentschap zegt ‘verbaasd’ te zijn over de woorden van Scheulderman over haar bureau. ‘Ik zie het als een samenwerking, waarbij beide partijen elkaar nodig hebben. Op een soort metaniveau – persvrijheid en zo - begrijp ik best dat journalisten er anders over denken. Maar dan denk ik: ga de man in de straat interviewen.’

4 Heeft de geïnterviewde vetorecht?

‘Ik wil in het interview kunnen schrappen. Het gaat zelfs zo ver dat als ik vandaag ergens ‘ja’ op zeg, ik het morgen wil kunnen veranderen in ‘nee’. Want ik zit niet in de business van voor de vuist weg ouwehoeren. Ik schrijf.’
Aan het woord is Leon de Winter in een dubbelinterview – met zijn vrouw Jessica Durlacher – in Volkskrant Magazine (10 mei 2014). Ai, de verslaggever staat voor het blok. En blijkbaar gaat zij in op de voorwaarde, want onderaan het stuk staat: ‘Leon de Winter en Jessica Durlacher hebben alleen enkele details in de tekst aangepast.’
‘Hoe zit dat?’, vragen we aan Ombudsvrouw Annieke Kranenberg van de Volkskrant. Krijgen geïnterviewden een vetorecht? Eerder al stelde Pieter van Vollenhoven immers soortgelijke eisen voor een interview met de Volkskrant (12 januari 2013). De verslaggever diende de afspraken zelfs te ondertekenen. Nee, antwoordt ze, ‘in principe moet je dit nooit doen, en ik denk dat de hoofdredactie er hetzelfde over denkt. Ik heb er een aantal brieven over gekregen van bezorgde lezers. Maar in beide gevallen werden de verslaggevers hier echt voor het blok gezet. Het interview met De Winter werd afgenomen vlak voor de deadline, terwijl het interview met Durlacher al was afgenomen. Ze heeft daarom besloten niet op te stappen maar voor de second best optie te gaan: er zo transparant mogelijk over zijn in het artikel. Dat is niet ideaal. Om te voorkomen dat de verslaggever in zijn hemd komt te staan als hij voor het blok wordt gezet, en de lezer te garanderen dat het de Volkskrant is die de interviews schrijft – en niet de ondervraagden – vind ik dat er een aanvulling moet komen in het Stijlboek van de krant, die de geïnterviewde geen vetorecht heeft bij interviews. Ik heb dat ook gemeld bij de hoofdredactie.’
Volgens Kranenberg is die helderheid nodig, omdat ze voorziet dat dit soort eisen vaker gesteld gaan worden. ‘Ten eerste omdat mensen door De Winter en Van Vollenhoven op een idee worden gebracht, maar ook omdat er een tendens is dat de geïnterviewde steeds meer grip wil hebben op het verhaal. Dat past in het huidige tijdsgewricht, waar men zich bewust is van zijn marktwaarde en media met elkaar strijden om het eerste interview.’
Van Vollenhoven zegt in het bewuste interview desgevraagd ‘al jaren’ met contracten te werken waarbij hij ‘zonder opgaaf van redenen alles aan het interview kan veranderen’. Kranenberg: ‘Kennelijk gebeurt dit dus vaker. Ik vind het te prijzen dat de Volkskrant zo transparant mogelijk heeft gewerkt door de voorwaarden met de lezer te delen. De lezer kan er normaal gesproken van op aan dat de redactie niet op dit soort voorwaarden ingaat. Als het aan mij ligt leggen we dat vast in het Stijlboek, zodat er ook geen uitzonderingen meer ontstaan.’

5 Hoe staat het met het politieke interview?

Een minister kan vallen over een interview, dus zorgvuldigheid van beide kanten is geboden, vindt woordvoerder Friso Fennema van minister Lodewijk Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid). ‘Een groot interview in een krant of tijdschrift zie ik als een samenwerking, met respect voor de journalist als eigenaar van het interview. Hij moet in korte tijd veel kennis verstouwen. Autorisatie geeft dan meerwaarde. De quotes moeten correct zijn, daar kan geen discussie over zijn. Soms onderhandel ik namens de minister over de context van een quote, zodat hij sterker tot zijn recht komt. Meestal kom je daar uit.’
Mieke Wytema, woordvoerder van de Haagse wethouder Tom de Bruijn (D66) en voormalig verslaggever van NOS Nieuws, ervaart dat journalisten soms willens en wetens fouten maken. ‘Ik heb zelden problemen met autoriseren, behalve bij De Telegraaf. Ze weigeren categorisch feiten te laten checken, ook als ze niet kloppen. Bij een recent WOB-verzoek naar de reiskosten van wethouder Henk Kool over de gehele collegeperiode (2010-2014) kon de verslaggever kennelijk niks onoorbaars vinden. Wel ontdekte hij bonnen van meereizende ambtenaren. Niet zo gek, want een wethouder heeft niet alleen in het stadhuis, maar ook daarbuiten ambtelijke ondersteuning nodig. Vrij logisch natuurlijk. De Telegraaf kopte echter in de trant van: “Reisjes wethouder in werkelijkheid vele malen duurder”. Feitelijk onjuist en niet gecheckt. Want de kosten van buitenlandse reizen worden wel degelijk verantwoord in de jaarrekening. Toen ik de Telegraaf-verslaggever daar later op aansprak zei hij: “Het gaat bij ons niet om exacte feiten, maar om meningen en emoties.”’
De Telegraaf is een uitzondering, zegt Wytema. ‘Meestal is de verhouding met media pragmatisch. Wij leveren veel handzame feiten aan journalisten en vertrouwen op hun deskundigheid. Gewone interviews autoriseren we niet. We willen wel autorisatie als een wethouder wordt geïnterviewd en er cijfers, politieke meningen of gevoelige kwesties aan de orde zijn. Soms zijn onderwerpen zo ingewikkeld – neem de Participatiewet – dat journalisten zélf vragen vooraf hun tekst te mogen voorleggen.’

6 Betekent goed informeren minder autoriseren?

Journalisten die voor regionale media werken zitten meer op hun tekst dan hun collega’s die voor de landelijke media werken, is de ervaring van Hanneke de Korte (hoofd Media & Communicatie bij Reclassering Nederland). Een verklaring voor dit fenomeen heeft ze niet, maar ze participeert er wel op. ‘Veel van mijn tijd besteed ik aan het achter de schermen informeren van journalisten over de feiten achter onze organisatie. Specialisaties in de journalistiek zijn steeds zeldzamer. Een verslaggever wordt de ene dag op een klus in Groningen gezet en klopt de volgende dag voor een heel andere kwestie bij ons aan. Reclassering is dan best een ingewikkeld onderwerp. Hoe beter je vooraf informeert, hoe minder je achteraf hoeft te wijzigen.’ Het houdt wel in dat ze bijna dag en nacht bereikbaar is en altijd meteen terugbelt bij een vraag. ‘Ik laat zien dat ik te vertrouwen ben en zeg het ook als ik dingen lastig vind. Omgekeerd zie ik journalisten soms worstelen grip te krijgen op het onderwerp reclassering. Dat maak ik bespreekbaar en ik bied vervolgens aan de feiten te checken. Ik sta er eerlijk en oprecht in. Daardoor merk ik dat journalisten makkelijk hun tekst sturen met de vraag of ik even mee wil kijken. Autorisatie vind ik een zwaar woord. Als ik wijzigingen heb doe ik dat altijd per telefoon, en niet via rode letters in een Word-bestand. Met respect dus.’
Antoinnette Scheulderman herinnert zich interviews waarbij ze achteraf dankbaar was dat de voorlichter erbij zat, iets wat ze uit principe eigenlijk niet wil. ‘Maar bij John de Mol, die ik interviewde voor de Vara Gids, was dat uitdrukkelijke voorwaarde. En omdat ik hem héél graag wilde, stond ik toe dat voorlichter Thomas Notermans (van Talpa Media Holding, red.) aanschoof. Een wat oudere voorlichter met veel kennis van zaken die recht wil doen aan wie en wat John de Mol is. In het gesprek liet De Mol zich ontvallen dat hij een nieuwe auto had gekocht en er pas later achter kwam dat het een diesel was. Notermans kwam toen met het verhaal dat John nooit zelf tankt en dit altijd laat doen. Die anekdote maakte het verhaal leuker.’

7 Geautoriseerd maar toch gevallen, hoe kan dat?

Autorisatie biedt schijnzekerheid, vindt Jos Heijmans. Als bewijs onder deze stelling noemt hij het dubbelinterview dat parlementair verslaggever Wilfried van der Bles in 2012 voor Trouw hield met de PvdA’ers Job Cohen en Hans Spekman over koers en positionering van hun partij ten opzichte van de grootste concurrent op de linkerflank, de SP. ‘Als ik alles overzie, staan zij (de SP, red.) wat uitgangspunten betreft waar wij staan’, bleek het meest brisante zinnetje van Cohen in dit vraaggesprek. Fractiegenoot Frans Timmermans mailde na publicatie aan Cohen, Spekman en alle fractieleden dat hij het volstrekt niet eens was met de ‘hopeloze propositie om ons als “SP light” te positioneren’. Het leidde tot een ware wervelstorm binnen partij en fractie. Drie dagen hierna zag Job Cohen zich genoodzaakt de Haagse politiek voor gezien te houden. ‘En dit interview was dus tot de laatste letter geautoriseerd’, merkt Heijmans op. Zijn ergste nachtmerrie beleefde Friso Fennema – ‘ik was nog een groentje’ – bij het beruchte interview dat Frénk van der Linden in 2004 maakte met toenmalig staatssecretaris Annette Nijs (Onderwijs) voor Nieuwe Revu. Hier ervoer hij dat autorisatie inderdaad soms slechts schijnzekerheid biedt. Nijs vertelde in dat gesprek dat ze haar minister, Maria van der Hoeven, een onbetrouwbaar sujet vond, waarna ze uiteindelijk moest aftreden. Fennema: ‘Alle quotes klopten. We hadden één wijziging in het hele verhaal, en dat betrof de vorm. Die is veranderd van monoloog naar vraag-en-antwoord, wat recht deed aan de werkelijkheid.

Voor het overige verliep de autorisatie goed. Alleen de uitspraken van Nijs waren dat niet.’


Dit artikel is ook verschenen in Communicatie september 2014.

premium

Word lid van Adformatie

Om dit artikel te kunnen lezen, moet je lid zijn van Adformatie. 15.000 vakgenoten gingen jou al voor! Meld je ook aan met een persoonlijk of teamabonnement.

Ja, ik wil een persoonlijk abonnement Ja, ik wil een teamabonnement
Advertentie