Het gemor over de bezuinigingsplannen van de NPO in het Mediapark zwelt aan. De EO zet zelfs spotjes in om zich te verzetten. De bestuurders van de publieke omroep zouden het budget voor levensbeschouwelijke programma’s willen halveren en ook andere, vooral journalistieke programma’s fors gaan korten. Zouden, want de plannen zelf zijn nog niet openbaar. Wie gaat uiteindelijk welke knopen doorhakken? En hebben wij daar als burger, belastingbetaler en mediaconsument nog iets over te zeggen?
Publieke omroepen zijn ontstaan in een tijd dat radio en televisie nog schreeuwend duur waren. Dankzij overheidssteun konden burgers toch gebruik maken van deze nieuwe massamedia, die meestal werden gevuld met een mix van informatie, sport, educatie en amusement. De Nederlandse invulling is altijd bijzonder geweest. Niet alleen vanwege het hybride verdienmodel - met inkomsten uit zowel subsidie als reclame – waardoor de overheid relatief weinig aan de omroep hoefde mee te betalen. Maar vooral doordat de publieke omroep veel meer is dan een staatszender en maatschappelijke en levensbeschouwelijke organisaties toegang biedt om voor hun achterban programma’s naar eigen smaak en overtuiging aan te bieden. De pluriforme samenleving die Nederland altijd is geweest, kreeg in de publieke omroep een uniek platform.
Flexibiliteit en innovatief vermogen
Door de ‘content’ over te laten aan maatschappelijk verankerde omroepverenigingen bleef politiek Den Haag op afstand. Iedere schijn van censuur en politieke beïnvloeding kon zo worden vermeden. Ook uit Hilversum krijgen politici die lopen te mokken over het publieke bestel nog steeds te horen dat zij niet over de inhoud gaan. De overheid bepaalt de financiële kaders en heeft iets te zeggen over het organisatiemodel, maar de programmering is aan de omroepen zelf.
Het Nederlandse model heeft niet alleen voordelen. Door het bestaan van tientallen omroepverenigingen was er jarenlang sprake van een Poolse landdag, waarin omroepbazen elkaar de tent uitvochten om de beste ‘tijdslots’. De programmering was vaak al maanden van tevoren tot drie cijfers achter de komma uitgewerkt, wat niet bepaald bevorderlijk was voor de flexibiliteit en het innovatieve vermogen. Ook leidde de onvermijdelijke jacht op de hoogste kijkcijfers tot een populistische verschraling van het aanbod, zeker na de toenemende concurrentie van commerciële zenders.
Dat gaandeweg steeds meer regie kwam te liggen bij met name de NPO is daarom niet vreemd en ook niet perse verkeerd. Het is alleen de vraag wie er nu nog invloed heeft op de programmatische keuzes die worden gemaakt en of er enige vorm van controle en inspraak mogelijk is. De politiek heeft zich er niet mee te bemoeien, zeggen ze in Hilversum. De omroepverenigingen zijn gefuseerd en daarmee feitelijk veranderd in werkorganisaties waardoor de zeggenschap van de democratische ledenverenigingen nog verder is uitgehold. Maar wie gaat er dan eigenlijk wel over de omroep die uiteindelijk toch een beetje van ons allemaal is?
Gat in de begroting
Van een publieke omroep mag tenminste verwacht worden dat er sprake is van transparantie. In de afgelopen maanden heeft de NPO niettemin alle gordijnen dichtgetrokken. We horen programmamakers forse kritiek uitoefenen over dreigende bezuinigingen. Maar de plannen zelf zijn nog steeds niet openbaar. Ik wil mij graag solidair verklaren met de makers van prachtige programma’s als Andere Tijden, Brandpunt en De Kist, maar laat me dan wel graag weten wat er nu concreet aan voornemens ligt. Dan kunnen we het daar met z’n allen over hebben.
Duidelijk is dat de NPO primair het gat in de begroting wil dichten dat valt door bezuinigingen en de terugloop aan reclame-inkomsten. Dat kan verklaren waarom serieuze programma’s met lagere kijkcijfers tegen het licht worden gehouden. Dat lijkt logisch, ieder bedrijf dat te maken heeft met rode cijfers kijkt eerst naar de ‘quick wins’ en zal activiteiten die meer kosten dan opleveren schrappen. Maar met deze eenzijdige benadering is de NPO toch vooral bezig om het eigen bestaansrecht te ondergraven.
De hamvraag blijft of in het huidige medialandschap het noodzakelijk blijft om als overheid radio- en televisiezenders in de lucht te houden. De kosten voor het maken van media zijn een fractie ten opzichte van een eeuw geleden. Met de komst van sociale media kanalen als YouTube heeft iedere organisatie de mogelijkheid om tegen ongekend lage kosten bestaande en nieuwe doelgroepen te bereiken. Ik schat in dat de productiekosten van populaire Youtubers als Enzo Knol en Dylan Haegens nog niet een tiende zijn van wat in Hilversum gangbaar is, en hun bereik minstens het tienvoudige.
Onderscheidend, relevant en urgent
Het merkwaardige is dat de NPO niet in staat is om zijn USP optimaal te benutten. Het wil steeds de concurrentie aangaan met andere spelers van wie het de oorlog nooit zal winnen. De dramatische terugloop van het lineaire televisiekijken – zeker onder jongeren – maakt duidelijk dat het zinloos is om op vaste uitzendtijden met drie zenders aanbod te verspreiden die iedereen op ieder moment ergens anders kan bekijken. Dat de NPO veel geld blijft uitgeven aan het inkopen van series en films die half Nederland via Netflix al lang gezien heeft, is onbegrijpelijk.
De bestuurders van de NPO zouden de moed moeten hebben om met een blanco vel te beginnen. En zich de vraag durven stellen wat de toegevoegde waarde van een publieke omroep anno 2018 nog kan zijn. Een dergelijke vraagstelling leidt tot volledig andere keuzes dan de bestuurders nu dreigen te maken. Kijkers en luisteraars trek je per slot van rekening met programma’s die onderscheidend, relevant en urgent zijn. Die mediawet lijken ze in Hilversum volledig te zijn verleerd.
Reacties:
Ook een reactie plaatsen? Word lid van Adformatie!