Foto: Tim Stet
‘Zeven jaar geleden ben ik voor mezelf op papier gaan zetten wat ik het liefst wilde doen, en dat was kunst maken. Ik heb kunstacademie gedaan omdat ik de reclame in wilde. Voordat we Doom & Dickson begonnen, schilderde ik al heel veel. Ik ben daarmee gestopt, omdat ik vind dat je moet focussen. Ik heb het nog wel eens geprobeerd, maar dan stond ik ’s nachts te schilderen en was ik overdag uitgeput.
Verval en grandeur
‘Ik wilde eigenlijk schilder worden, maar ben nu fotograaf. Na Doom ben ik begonnen met een ambachtelijke schildersopleiding. Daar leerde ik de basis van het tekenen en schilderen. Wij zijn met het gezin een jaar naar Argentinië gegaan. Dat wilden we graag om onszelf en de kinderen een andere blik op de wereld te geven. Ik ben met de camera door de stad gegaan. Het gebeurde gewoon. Het licht is er zo mooi, met die zware contrasten. Buenos Aires is een prachtige combinatie van verval en grandeur. Heel romantisch.
Abstract werk
‘Ik kwam in aanraking met mensen die verstand hebben van fotografie. Zij raakten enthousiast waardoor ik werd gestimuleerd door te gaan. En ze boden me ook mijn eerste expositie aan. Ik fotografeer nu pas een jaar. Maar het tekenen en schilderen dat ik daarvoor heb gedaan, zie ik als voorbereiding. Het een is uit het ander voortgekomen. Ik schilderde ook altijd in het zwart-wit, grafisch, abstract werk, met veel lijnen en geometrische vormen. Dat doe ik in fotografie ook. Ik fotografeer eigenlijk als een schilder.
Projectmanager
‘Of je nu een bureau runt of kunstenaar wordt, het gaat om een plan maken en doelstellingen formuleren. Als je geen doelstellingen maakt, wanneer ben je dan blij? Ik praat wel eens met mensen over mijn projecten en dan vragen ze: “Voor wie dan?” Voor mezelf dus. Ik plan mijzelf zondagavond echt als projectmanager in.
‘Ik ben bezig met een project op de Zuidas in Amsterdam. Ik ga daar nu heel vaak heen. De eerste keer zie je van alles, de derde keer ook nog, maar de tiende keer ben je wel uitgekeken. En dan ga je pas dingen echt zien, omdat je dan nog beter kijkt.’
MOMA-ambities
‘Ik ben ambitieus. Bij kunstenaarschap betekent dat primair dat ik inhoudelijk steeds beter wil worden. Ik ga geen werk maken omdat mensen een bepaald soort werk aan de muur willen hebben. Dan kan ik net zo goed weer in de reclame gaan werken. Toch lukt het tot nu toe heel goed om werk te verkopen. Ik zie het als een langetermijnproject. Mijn doelstelling is goed werk maken en op steeds betere plekken getoond te worden. De allerbeste plek is het MOMA in New York. Maar ik ga nu niet het MOMA mailen. Dat heeft natuurlijk geen enkele zin. Een reputatie opbouwen kost tijd.
Aantrekkelijkheidsprobleem
‘Ik ben het vak nooit zat geweest. Ik doe op de achtergrond soms nog een consultancyklus bij bureaus of een adverteerder. Het is een onderschat vak: er wordt enorm hard gewerkt, er is zoveel talent. De lat ligt bij reclamemensen veel hoger dan bij buiten het vak. We gaan door totdat het goed is, ook als het laat is. Maar het vak heeft een aantrekkelijkheidsprobleem. Misschien komt dat omdat reflectie op de eigen bedrijfsvoering ontbreekt. Het zijn wel bedrijven, maar als je vraagt wat de positionering, de toekomstvisie en het personeelsbeleid is, dan is dat vaak niet helder. Het kan niet zo zijn dat je een banaan wordt als de klant een banaan zoekt en een citroen als hij een citroen zoekt. Op lange termijn red je het daar als bureau niet mee.
10.000-uurregel
‘Je moet zo’n stap alleen maken als je het heel graag wilt. In het begin werd ik gebeld door mensen die zeiden: “Jij staat zeker lekker te schilderen.” Terwijl ik ongeveer stond te huilen van frustratie omdat iets niet lukte. Als je het idee hebt dat iets alleen maar leuk is, moet je het niet doen. Dat bestaat niet. Picasso zei volgens mij: “Inspiratie is voor amateurs, wij gaan gewoon aan het werk.”
‘Kunst maken is ook gewoon een baan. Ik geloof in de 10.000-uurregel: zoveel uur heb je nodig om ergens goed in te worden. Als je bereid bent ergens 10.000 uur in te steken, ook op een regenachtige dinsdagochtend, dan moet je het doen. En dan komt het ook wel goed.’
Dit artikel staat ook in Adformatie 26, van 19 december