Jan Cremer (80) is kunstenaar. Vooral schilder en schrijver, maar ook beeldhouwer, verslaggever, fotograaf en regisseur. Naast veelzijdig is Cremer ook altijd tegendraads en vol bravoure. Door corona zit Cremer niet in Italië, waar hij grotendeels woont, maar Amsterdam. Zijn lijst met nog te voltooien projecten wordt er helaas niet korter op.
‘Ik was vijf jaar, dus in 1945. Toen woonde ik Enschede en de overbuurman schilderde de society van Enschede; de fabrikantenfamilies. Ik mocht af en toe op zijn atelier komen. Daar heb ik min of meer leren schilderen. Het was mijn eerste kennismaking met de fantastische geuren van terpentijn en lijnolie.’
‘Mijn moeder kon heel mooi tekenen; zij stimuleerde mij om dat ook te doen. Het schrijven heb ik van mijn vader. Hij was elektrotechnisch ingenieur, maar schreef reisjournaals en boeken. Hij overleed toen ik twee jaar was.’
‘Nee, ik wilde het gewoon altijd doen. Ik kon er mijn ziel mee blootleggen. Net als met schrijven.’
‘Op mijn veertiende had ik mijn eigen gedrukte krant, De Tukkerbode, die verscheen elke maand en vulde ik met mijn eigen verhalen en tekeningen. Ik verkocht hem op het schoolplein.’
'Nou, toen ik veertien was dacht ik dat de kunstenaarswereld een soort walhalla was. Dat er alleen maar hele lieve aardige mensen in leefden. Ik dacht echt dat het een verheven volk was, maar het is een hele harde wereld, waar men elkaar het licht in de ogen niet gunt.'
‘Die wereld ligt me gewoon niet. Het is vechten voor je bestaan. Nu helemaal. We wonen in een land waar de regering zegt: kunst is er voor de amateur, voor de vrijetijdsbesteding. Dat is schandalig. Als kunst niet zou bestaan, dan zou de wereld niet bestaan. Dan zou het een dorre, kille, grauwe wereld worden.’
‘Ik wilde altijd mijn eigen pad kiezen. En veel vakken interesseerden me geen moer. Ik wilde naar buiten, dingen doen, met mijn handen werken. Ik ging van school af op mijn dertiende en ben eerst pottenbakker geweest, in de steenfabriek. Ik wilde alles proberen.’
‘Ja, toen was ik vijftien. Ze hadden een stand op een tentoonstelling. Karel Appel was daar ook. Mijn baas vond zijn werk van de duivel en ik bleef maar volhouden dat ik het mooi vond. Ik werd ontslagen en ging de dag erna bij Appel langs en werd z’n assistent; kwasten schoonmaken, aangeven.’
‘Ik ben een vrij fantasieloos figuur. Ik schrijf m’n eigen verhalen op. Maak het misschien soms wat kleurrijker, maar ik schrijf mijn hele leven al mijn biografie. Ik heb nu meer dan twintig boeken geschreven, zes- à zevenhonderd schilderijen gemaakt en ik ben overal actief in geweest. Mijn leven is mijn kunstwerk.’
‘Eerder andersom. We waren vroeger arm, hadden geen geld. Ik leefde op straat vanaf mijn vierde. Als ik opgevoed zou zijn geweest zonder oorlog, dan was ik óók creatief geweest, maar dan was ik een topreclamemaker geworden bijvoorbeeld. Of architect, of theaterproducent.’
‘Ik had al veel geschilderd, toen ik daar kwam. Als leerling reclameschilder schilderde ik al bioscoopreclames; scènes uit films. En ook al figuratief. Wat ik aan de Academie leerde was vooral anatomie en compositieleer. Ik heb op verschillende academies gezeten over de hele wereld. Altijd bliksembezoeken, hoogstens een kwartaal. En ik heb overal wat meegenomen en in mijn ransel gestopt.’
‘Ik heb ongeveer 55 jaar buiten Nederland gewoond, maar door covid zit ik vast in Amsterdam. Ik kwam in maart uit Italië voor het boekenbal, waar ik de rebel van het jaar was. Ik had drie boeken gepubliceerd en werd tachtig. Er waren gigantische feesten gepland. Maar dat ging allemaal niet door.’
Corona heeft me doen beseffen hoe mooi Nederland is.
‘Nou, in het begin van het jaar dacht ik: ik heb zoveel te doen dit jaar, hoe hou ik dat vol? Dus toen corona kwam dacht ik: heerlijk man, lekker rustig. Corona heeft me doen beseffen hoe mooi Nederland is. Ik kom op plekken waar ik nooit geweest ben. Friesland, Groningen. En Twente natuurlijk, de mooiste plek van Nederland. Het wordt tijd dat ik terugkom naar Nederland.’
‘Ik ben erg gedisciplineerd.’
‘Ligt eraan waar ik mee bezig ben. Als ik een boek ga schrijven, neem ik daar zes tot acht weken voor. Dan ben ik niet te bereiken, van de wereld af. In het begin werk ik een paar uur per dag, maar als het einde nadert 16, 18 uur per dag. Dan slaap ik een paar uur. Het werkt als een soort locomotief. Eerst op de rails zetten, dan langzaam op stoom komen en daarna dendert ie door.’
‘Ja, is hetzelfde als met schilderen. Maar het is bij mij of schilderen of schrijven. Altijd separaat, nooit samen.’
‘Nee, ik noteer alles in een zakboekje. Dat kunnen slechts twee woorden zijn. Als ik dat terugzie, die paar woorden, dan ga ik zitten, denken. Dan schrijf ik een paar zinnen en dan gaat mijn geheugen helemaal terug en kan ik zo duizend woorden schrijven. Dan ruik ik alles, dan zie ik alles en hoor ik de gesprekken weer. Ik maak ook foto’s ter ondersteuning van wat ik aan het schrijven ben. Als ik een foto terugzie uit de jaren zestig, dan herleef ik alles. Ik kan me alles heel goed herinneren, maar het is wel doodvermoeiend.’
‘Nee, dat zei ik in een televisie-interview. Ik exposeerde het schilderij “Japanse Oorlog” in Den Haag. Om er de aandacht op te vestigen, zei ik iets waarvan ik wist dat heel Nederland op z’n kop zou staan. En dat mensen zouden gaan kijken naar mijn werk. Hetzelfde deed ik met mijn boek “Ik Jan Cremer”, want toen mijn boek verscheen maakten uitgevers nog geen reclame, dat was ordinair.’
‘Ja, ik dacht, dat moet ik toch onder de aandacht brengen. En tijdens het boekenbal deelde ik mijn boeken uit. Het was eigenlijk verboden om daar reclame te maken voor mijn boek, maar ik heb een paar dozen binnen laten smokkelen via de portier van de Stadschouwburg.’
‘Ik wil niet ondergaan in anonimiteit natuurlijk.’
‘Nou, daar ben ik het niet mee eens. Ik zou zeggen: “Writers have to be read, not met”.’
Ik kijk nooit terug, mijn successen moeten nog komen.
‘Ik kijk nooit terug naar successen. Want die moeten nog komen. Ik zeg ook altijd: ik maak morgen het beste schilderij. En overmorgen het beste boek. En ik zit vol tot 2040, want heb een lijstje met ongeveer vijftig projecten die ik nog wil gaan doen. Daarvan kan ik er elk jaar één of twee wegstrepen, maar er komen er ook altijd een hele hoop bij.’
‘Elke minuut die ik leef, is inspiratie voor mij. Elke minuut die ik kan kijken. Vanaf de eerste blik ’s ochtends vroeg. Tot de laatste blik ’s avonds laat.’
‘Ja, in feite wel. Als ik aan het schilderen ben, dan heb ik de zinnen van het boek in mijn hoofd. En omgekeerd. Er is mij al duizend keer gevraagd wat ik liever doe. Dan zeg ik altijd: als het op een weegschaal zou staan, en het zou maar één gram doorschieten naar een kant, dan was ik gered. Want ik moet alle twee altijd doen.’
De meest grote talenten zijn verloren gegaan door onze maatschappij.
‘Talent is een doem. Het kunstenaarschap is een doem. Op school word je al geleerd om tussen de lijntjes te schrijven. Van alle kanten word je aangevallen om niet je talenten te gebruiken. Dus de meest grote talenten zijn verloren gegaan door onze maatschappij. Als je toch die hobbelige weg vol barricades wil doorlopen, dan moet je overal schijt aan hebben en hem blijven volgen.’
CREATIVE ACHIEVERS
In de serie Creative Achievers gaat Wouter Boon op zoek naar de geheimen van creatief succes. Dit interview werd eerder gepubliceerd in de februari-editie van het vakmagazine Adformatie. Luister naar het volledige interview via creative-achievers.com of een van de andere bekende podcastplatforms.