Angst 7
De kleinste der dwergen en dan ook de laatste in de rij, maar daarom niet de onbelangrijkste.
Ethiek.
Een jonge, talentrijke, Italiaanse regisseur wou een vijftiental jaar geleden ( hij is nu inderdaad ook een oude vent) geen reclamefilms maken voor globale merken en ook niet voor merken die onethisch geproduceerd worden. Ik moet zeggen dat hij amper werk had vanwege zijn filosofie en dat hij nu zelfs van het ‘reclametoneel’ verdwenen is,. Maar toch had hij een punt dat we niet te licht mogen opvatten.
Succes in de reclame betekent dat je voor grotere merken mag pitchen, dat je dan ook grotere budgetten toegeschoven krijgt en voor je het weet zit je in een wish wash van werk waarvan de merken het woord ethiek niet zo hoog in hun vaandel dragen. Producten die gemaakt worden in goedkope, derde- tot vierdewereldlanden aan belachelijk goedkope prijzen en vlot over de toonbank gaan aan tien keer de productieprijs. En dan zwijg ik nog over kinderarbeid…
En toch doen we er allemaal, zowel ik als iedereen in de business (bewust of niet bewust) aan mee. We gaan naar het buitenland om goedkoop te produceren, maar we gaan ook naar het buitenland om de films ervoor te produceren, want zoals iedereen wel weet zijn de budgetten gekrompen, maar de ambities niet. Maar we gaan ook op reis naar onbekende bestemmingen, en liefst op de goedkoopst mogelijke manier dan rondtrekken in de meest exotische bestemmingen. En zo verder…
En toen, op een winteravond, zag ik een reportage over een sweat shop. De omstandigheden waren zorgwekkend, niet minder dan vreselijk. Ratten en stank, in vervallen gebouwen en erbarmelijke condities werkten jong en oud aan merkkledij. Ik HAATTE de industrie die mensen op zo’n manier behandelde, ik HAATTE mezelf voor wat ik droeg, ik HAATTE elke coole commercial waar die spullen aangeboden werden.
Maar dan vroeg de journalist aan de werkers wat zij ervan vonden, wat hun gevoel was en hoe zij ertegenaan keken om in zulke beklagenswaardige omstandigheden te werken.
Ik HAATTE mijn eigen vooringenomenheid.
De sweat shop arbeiders waren blij dat ze werk hadden, dat ze hun familie konden voeden ondanks de algemene hongersnood en alom heersende armoede. Vooral één man blijft me bij. Hij was een jonge twintiger, en met tranen in zijn ogen vertelde hij zijn verhaal, hoe het zijn ultieme droom was om in de mode te werken en dat hij ondanks alles erin geslaagd was om zulks te doen, al was het onderaan de ladder. Maar je zag hoop op zijn gezicht, ja, ik zweer het! Het was niet geregisseerd, noch was het uit schrik om zijn job te verliezen, het was echt!
Hij zei dat deze job voor hem een eerste stap was en dat hij hoopte te leren uit wat hij deed en op die manier een sport hoger kon geraken op de ladder van de mode en op een dag zelf kledij hoopte te kunnen ontwerpen.
Soms HAAT ik het om niet te weten wat ik echt moet HATEN en dat maakt me angstig.