Sta je dan. Concertzaal. Kippenvelmomentje van het bandje dat je al lang wilde zien. Genieten is het. En dan is je telefoon leeg. Niet dat je nu instant wil gaan bellen, app’en of instagrammen. Nee, je hebt een mobiel nodig om foto’s te maken. Natuurlijk. Dit bijzondere moment MOET je vastleggen. Net als degene voor je, naast je, achter je. Die ongetwijfeld z’n best doet om exact hetzelfde moment in beeld te krijgen.
Ik trok het idee niet dat ik geen foto kon maken van het concert en vroeg de telefoon van mijn vriendin. Ik MOEST een foto maken. Ik wist ook wel dat ik haar nooit meer zou vragen of ik de foto mocht hebben. Maar daar ging het ook niet om. Die avond, bij dat concert, was ik namelijk bang dat als ik het moment niet zou vastleggen, ik het zou vergeten. Of erger nog, dat het helemaal niet heeft plaatsgevonden. Een moment niet gefotografeerd, is een moment niet beleefd.
Nog irritanter dan een lege telefoon op het moment dat je iets wilt vastleggen, is een telefoon die zegt dat ‘ie vol zit. Dat gebeurt me steeds weer. Alsof mijn telefoon mij wil vertellen dat het genoeg is. Dat ik het maximaal aantal foto’s dat je in een leven mag maken wel zo ongeveer heb bereikt. Op mijn telefoon staan er al meer dan 5000. En op mijn harde schijf staat nog eens 100 gigabyte aan fotomateriaal dat ik niet eens durf te openen.
Ik fotografeer alles. Feestjes. Optredens. Vrienden. Het eten. Mijn kinderen. Maar waarom eigenlijk? Want wat ga ik er mee doen? Af en toe belanden er een paar op facebook of instagram of twitter of waar dan ook. Maar 9 van de 10 foto’s verdwijnen bijna ongezien in de fotomap op mijn telefoon. Een ongestructureerde berg beelden. Een handjevol bijzondere, maar vooral veel nutteloze of mislukte foto’s.
We zijn zo geobsedeerd met het maken van foto’s, dat we de wereld alleen nog zien door de lens van een camera. Elke dag maken we er miljoenen. We gooien 350 miljoen foto’s op Facebook. Per dag. In 2014 deelden we wereldwijd ongeveer 880 miljard foto’s. Een duizelingwekkende hoeveelheid plaatjes die je nauwelijks kan overzien. Erik Kessels heeft dat ooit geprobeerd, met zijn expositie van een miljoen uitgeprinte Flickr foto’s in FOAM.
Als je die fotoberg zou doorspitten dan zie je ongetwijfeld veel van hetzelfde: feestjes, trouwerijen, eten, kroegen, kinderen, verjaardagen, vakanties en heel veel selfies. After-sex selfies. Of nog erger: funeral selfies. En een selfie van iemand die nog even een foto maakt als de cabinedruk in het vliegtuig is weggevallen ("If there is a sudden loss of cabin pressure, please put on your oxygen mask and take a SELFIE!"). Of het vliegtuig net is neergestort. “So my plane just crashed!”
Waar we ook zijn, wat we ook doen, we staan klaar met onze telefoon en drukken op klik. Maar waarom? Een veel gehoorde reden: we willen het moment vasthouden. En niet meer loslaten. We willen het voorgoed onthouden. Maar onthouden kost moeite. Dus laten we het over aan onze telefoon. Fotootje. Klik. Herinnering aangemaakt. Is dat het dan? Zijn we gewoon lui geworden? En zien we onze telefoon als extensie van ons brein om dingen te onthouden?
Maar het gekke is dat als je een foto maakt van iets, het zomaar kan dat je juist minder onthoudt dan wanneer je het moment echt beleeft. Linda Henkel, professor in de psychologie, noemt dit het ‘Photo-taking impairment effect’. Wanneer je een beroep doet op technologie om een gebeurtenis te onthouden (door het maken van een foto), besteedt je minder aandacht aan wat er gebeurt. Je onthoudt minder dan wanneer je gewoon zou kijken.
Misschien is het wel een nieuwe gewoonte. Neem nog een drankje, maak nog een foto. In een interview over zijn FOAM expositie zei Kessels: “Het maken van een foto is net zo normaal geworden als het openen van een kastdeur.” Het is vastleggen, en weer vergeten. In SnapChat verdwijnt de foto letterlijk na een paar seconden weer. Heerlijk eigenlijk. Misschien is dat een goed idee voor alle foto’s die je maakt. Een auto-delete van je foto’s na een paar dagen. Niet meer bekeken, is weg ermee.
Maar nog beter. We stoppen met fotograferen. De negentiende eeuwse kunstcriticus John Ruskin ging de strijd al aan met fotografie. Hij riep mensen op om interessante dingen niet te fotograferen, maar te tekenen. Ook al heb je er totaal geen talent voor. Software ontwikkelaar Fahd Butt deed het echt. Hij stopte met het maken van foto’s en tekende de momenten die hij wilde onthouden. Het kostte hem wat meer moeite dan een snel kiekje maken (zijn eten was koud voordat hij zijn bord had getekend). Maar zijn ‘slowgrams’ maakten zijn herinneringen rijker. En hij ontdekte dat tekenen je leert weer te zien.
Deze week ging mijn zoon op het kinderdagverblijf verkleed als brandweerman carnaval vieren. Ik tekende een brandweerhelm en hing die tekening op in de keuken. Mijn eerste #slowgram. Wie volgt?
Beeld: slowgrams van Fahd Butt
Plaats als eerste een reactie
Ook een reactie plaatsen? Word lid van Adformatie!