Ferry van Tongeren en Jaap Sinke richtten in 2012 Darwin, Sinke & Van Tongeren op en maakten daarmee een nogal radicale carrièreswitch. Van het runnen van reclamebureau Doom & Dickson naar het opzetten van dieren. Het werd niet slechts een veredelde hobby, want inmiddels zijn ze wereldberoemd in de wereld van de taxidermie.
VT: Ik zat altijd te tekenen. Vooral dieren en stripfiguren. En platenhoezen.
VT: Ja, ik ging ook de natuur in met een verrekijkertje. Ik wist alleen nooit wat ik moest worden later.
VT: Nee, dat wist ik niet. Ik dacht dat kunstenaars mensen waren die door God gezonden werden en vanuit het niets waanzinnige dingen konden maken.
S: Ik was in ieder geval niet heel goed met tekst, want dyslectisch. Ik tekende de hele dag auto’s. Ik kon niet zo goed mensen tekenen, maar wilde wel graag hun anatomie leren tekenen. Mijn vader was dierenarts, dus ik vond de anatomie altijd al fascinerend.
S: Ik heb de middelbare school geprobeerd maar dat werkte niet. Toen ben ik naar de reclametekenschool gegaan in Boxtel en daar leerde je storyboards maken voor films.
VT: Ik ging naar de Willem de Kooning Academie in Rotterdam (opleiding voor reclamemakers, WB). In eerste instantie kwam ik niet door het toelatingsexamen want ik moest een ‘portfolio’ met ‘concepten’ meenemen en allebei die woorden kende ik niet. Na mijn militaire dienst werd ik wél aangenomen, omdat ik de brieven meenam waarin stond dat ik slagzinnenwedstrijden had gewonnen. Een hele stapel brieven van allemaal merken, zoals KLM, Red Band, Honda. En de commissie die daar zat was helemaal onder de indruk van die grote merken.
S: Als assistent van de creatief directeur bij Ogilvy. Ik vond het meteen heel tof daar. Ze draaide er keiharde muziek enzo. Omdat ik goed kon tekenen hoefde ze geen schetsers in te huren, dus dat was supergoedkoop. En daar kwam ik Ferry tegen.
VT: Ik was niet persé heel goed in copy. Meer van de ideeën. Dus we gingen altijd voor de ideeën met weinig copy.
VT: Mijn partner Serge Steijn was daar een kei in. Wij hadden het met creatie druk zat.
S: Bij creatie was het één grote vriendenclub. Doom & Dickson is het leukste bureau waar ik ooit heb gewerkt. De hele dag practical jokes uithalen met elkaar. Veel drinken en keihard werken.
VT: Ik moet eigenlijk zeggen dat ik de reclame an sich al niet meer leuk vond. Je hebt klanten en die zeggen; doe mij maar Nike. Die komen helemaal niet voor vernieuwing. En onze drijfveer was juíst die vernieuwing. Bij Doom & Dickson dachten we; we gaan gewoon precies maken wat de klant wil.
S: Give the bastards what they want, was de interne filosofie.
VT: Ik ging de techniek leren uit pure interesse, op een hobbymatig niveau. En al doende dacht ik; hier kun je zoveel mooiere dingen mee maken. De standaard taxidermie neemt biologie als uitgangspunt. En ik nam mijn art-direction en reclame-ervaring mee. Dat vind ik toch wel het mooiste van mijn reclame-carrière, dat ik 20 jaar lang overal in de keuken mee mocht kijken en dat ieder bedrijf z’n ziel bloot legde.
S: Ik vond het wel grappig dat hij met z’n klauwen in een eend stond. Maar ik vond ambachten altijd heel tof. Een ambacht is een soort trukendoos waarmee je iets heel moois kunt maken. En wij dachten, als we iets kunnen maken dat we zelf heel mooi vinden, dan zou dat nog wel eens heel waardevol kunnen zijn.
VT: Dat denk ik ja. Het inzicht was; het is zo’n mooi materiaal om mee te werken. Veel mooier dan verf, veel mooier dan marmer. Het is 3D en niet te overtreffen. We hebben toen gezegd; laten we 2 jaar reserveren en dan kijken we wat het universum Darwin, Sinke & Van Tongeren behelst. Het bleek een goed idee, want onze eerste tentoonstelling werd meteen gekocht door Damien Hirst. Maar grappig genoeg baalden we enorm. Dat hij álles had gekocht! Als hij één ding had gekocht dan was het ook al goed geweest.
S: We kregen ruzie met de eigenaar van de galerie, omdat we zeiden; kan hij niet 6 werken kopen?!
'Zodra je aan Damien Hirst verkoopt word je in de kunstenaarshoek gezet.'
VT: Wij hebben er niet zo’n mening over.
S: Ik vind ambacht mooi, maar zodra je aan Damien Hirst verkoopt word je in de kunstenaarshoek gezet.
VT: Wat ons uniek maakt is dat we niet werken met standaard mallen. We maken zelf een sculptuur. Want de houding van een dier verandert natuurlijk alles. Bij d’Hondecoeter zijn dieren eigenlijk standbeelden, zoals vroeger de Griekse beelden. Dat maakt onze dieren een soort beeldhouwwerken.
'Je brein wordt zo gekaapt door het merk waarvoor je werkt. En dan vinden ze het ook nog eens niet helemaal goed wat je maakt, dan moet je steeds blijven schakelen.'
S: Toen we 4 jaar bezig waren, heb ik nog een keer een grote klus gedaan. Dat was na 10 minuten al niet meer leuk.
VT: Je brein wordt zo gekaapt door het merk waarvoor je werkt. En dan vinden ze het ook nog eens niet helemaal goed wat je maakt, dan moet je steeds blijven schakelen, je weer opladen en blijven lachen…
S: Het meest vermoeiende is dat je van tevoren al weet wat ze gaan zeggen. Dat hebben we nu niet meer, we hoeven naar niemand meer te luisteren.
VT: Grofweg doe ik 3D en hij 2D.
S: Hij zet de dieren op, ik maak de schetsen, foto’s, etc.
VT: Wij zijn één brein met twee stel hersenen. Wij wisselen niet zo heel veel woorden, omdat we al weten wat de ander zegt. Wij checken af en toe gewoon. Dat is echt bizar.
S: Ja, anders was het nooit wat geworden. Als er een enorme struggle aan vooraf gaat dan zie je dat terug in het werk.
VT: Ik vind mijn werk nog steeds een belevenis. De patronen in een verendek blijven me fascineren. Tegelijkertijd heb ik ook ’n soort onrust. What’s next?
S: We komen op de meest bijzondere plekken en ontmoeten de meest bijzondere klanten.
VT: Het ene moment zit je bij een miljonair in Bangkok en vervolgens bij een boertje – dat ik niet versta – om een rooie ibis op te halen. En de dag daarna ben je weer op een antiek veilig aan het bieden.
VT: Ik denk dat het een scope is die je ziet. Onze ervaring zorgt ervoor dat we een overtuiging hebben dat we op elk stapje in het commerciële proces het antwoord wel weten. En het geheim is dat je dan maar gewoon moet gaan en de overtuiging moet hebben dat je al die antwoorden wel vindt.
S: Ja, want het proces is niet lineair. Als je een schilderij maakt dan heb je een schets. Dan wordt het steeds beter. Wij beginnen met een dood dier. Dat halen we helemaal uit elkaar en dan blijft er niets van over. Dan gooi je het in een bad en dan is er helemáál niets meer van over.
VT: Je moet absoluut geduld hebben. Dat had ik in de reclame absoluut niet. En nu kan ik echt monnikenwerk verrichten. Je krijgt bijvoorbeeld nooit een echte routine in het terugplaatsen van een huid op een sculptuur. Elke keer denk je; nu wordt hij perfect. Maar dat gebeurt nooit helemaal.
VT: Allebei. We hebben nog zoveel dieren, die krijgen we nooit meer op.
S: En ambitieuze plannen.
'We willen een museum bouwen met bedreigde dieren. Op onze manier.'
S: We willen een museum bouwen met bedreigde dieren. Op onze manier.
VT: In een monumentaal pand. Eigenlijk een soort Darwin kluis. Waarin alleen maar ernstig bedreigde diersoorten in staan. Wat ook een soort frictie in zich draagt. Mensen op een verrassende manier confronteren met wat er op het punt staat te verdwijnen.
VT: het lijkt me gewoon heel erg mooi om met ruimte te werken, in plaats van op een sokkel. Dat hebben we al gedaan in het MOA-museum, dat was een heel oud pand. En dan bijvoorbeeld een neushoorn in een ouwe balzaal. Wij geloven dat duurzaamheid zo’n soort impactvol verhaal kan gebruiken.
Dit interview is gepubliceerd in de oktobereditie Veerkracht van het vakmagazine Adformatie. Luister naar het volledige interview via creative-achievers of een van de andere bekende podcastplatforms.