Sinds een aantal dagen is er een verhitte maatschappelijke discussie over de oproep aan adverteerders om niet meer met uitingen op GeenStijl en Dumpert te staan. Velen hebben er al iets over gezegd, zoals een aantal mediabureaus. Maar ook de ministers Bussemaker en Schultz, die de boycot zeggen te steunen.
Adverteerders zelf reageren tot nu toe mondjesmaat. Grolsch en WNF lieten de Volkskrant wel optekenen dat ze niet wisten dat hun advertenties op Geenstijl en Dumpert staan en men wil het niet. ‘Dit zijn geen locaties waarop wij wensen te verschijnen’, zei marketingmanager Jaap Suhre van bierbrouwer Grolsch bijvoorbeeld.
Het Ministerie van Defensie haakte (voorlopig) ook af, maar de Efteling liet weten door te gaan met adverteren bij de populaire sites.
Wat zegt de BVA?
Inmiddels heeft de BVA/Associatie Nederlandse Adverteerders van zich laten horen en men komt met deze korte reactie:
‘Deze maatschappelijke discussie over het al of niet commercieel boycotten van een controversieel mediaplatform als GeenStijl stimuleert ook de discussie over transparantie en brand safety in het online medialandschap. Het is voor adverteerders van groot belang dat hun reclame ook online in de juiste omgeving wordt getoond.’
De BVA meldt dan ook ‘voorvechter te zijn van maximale transparantie’. ‘Daarbij houdt de adverteerder regie over waar zijn reclame te zien is. Daarnaast is het de verantwoordelijkheid van individuele adverteerders om bijvoorbeeld via blacklists en whitelists vooraf controle uit te oefenen op de omgeving waarbinnen ze hun reclame al of niet willen tonen.’
Gevaarlijk en belachelijk
Volgens Jan Driessen, oud-voorzitter van de BVA en tegenwoordig zelfstandig communicatieadviseur bij Q+A Communicatie vindt het feit dat uitgerekend journalisten nu oproepen tot een advertentieboycot ‘op zijn minst heel erg vreemd’.
Adverteerders kiezen volgens hem altijd zorgvuldig de media uit waar ze met hun boodschappen het beste hun specifieke doelgroepen kunnen bereiken. Als de omgeving niet meer bij ze past dan stoppen ze met adverteren op die plek, omdat communiceren in de verkeerde omgeving ze kostbare omzet kost.
‘Voor hardwerkende Nederlanders adverteer je in de Telegraaf, voor subsidie-minnend Nederland in de Volkskrant. En voor lastig bereikbare jongeren moet je tegenwoordig op relsites als GeenStijl zijn. Adverteerders doen dat in principe zonder zich met de journalistieke inhoud van de betreffende media te bemoeien.’
Driessen vindt de oproep vanuit de journalistiek ‘uiterst gevaarlijk en belachelijk’. ‘We hebben in Nederland namelijk een rechtstaat. Als lezers een opinie té kwetsend of té discriminerend vinden, kunnen ze in ons land al gewoon naar de rechter stappen. Maar zelf dreigend gaan bepalen wat wel en niet kan, creëert een glijdende schaal waarvan we verre moeten blijven.’
Door de deur nu zelf ver open te zetten naar zelfcensuur, is het hek dadelijk blijvend van de dam, vreest hij. ‘Dan vraag je als journalistiek dus van adverteerders om voortaan mee te beslissen over de inhoud van de media. Willen deze vrouwen dat echt? Ook in andere voorkomende gevallen? Laten we de verschillende rollen en bijbehorende verantwoordelijkheden wel keurig gescheiden houden.’