[Door Jeroen Siebelink]
Het kan zo niet langer met die propaganda van de Islamitische Staat, vindt EU-antiterreurcoördinator Gilles de Kerchove. Het is tijd voor een hard tegengeluid. Gewoon die onthoofdingsfilmpjes niet meer aanklikken, en er een beetje onze verontwaardiging over uitspreken, is niet meer genoeg, want steeds meer jonge mensen om ons heen klikken die filmpjes wél aan. Die filmpjes worden ingenieus verspreid, via zwermen YouTube- en Twitter-accounts, ongrijpbaar voor censuur. Ze bevatten allang geen eindeloze redevoeringen van groezelige mannen met baarden meer, maar zijn strak geproduceerd, met wapperende vaandels en coole strijders, die behalve van lange messen ook van lieve katjes houden, bijna net zoals wij, en lyrisch over het fijne leven in het kalifaat kunnen vertellen.
De geliktheid van jihad-communicatie, en tegelijk de stupiditeit die erdoorheen sijpelt – we staan er perplex van. Maar het zou Victor Klemperer, een Joodse filoloog die al in 1947 de taal van de nazi’s analyseerde, niet hebben verbaasd. Volgens hem zit de aantrekkingskracht van ideologische propaganda niet in de briljante redevoeringen, maar in de voortdurende stroom van woorden en beelden. Dat geeft het effect van een wisseldouche, en IS beheerst dat vak nu dus ook. De clichés, de herhalingen, het voorspiegelen van heldhaftigheid en avontuur, het uitschakelen van het denken, het verhinderen van zicht op de structuur.
De Kerchove weet zich er in elk geval geen raad mee. Hij roept reclamemensen en pr-experts op de handen ineen te slaan, en internetjihadisten een koekje van eigen deeg te geven. De propagandastroom verdient volgens hem een stevige tegenstroom. Alleen zo kunnen in zijn ogen jonge Syriëgangers, die op het punt staan af te reizen, nog op andere gedachten worden gebracht.
In Europa gaf tot nu toe alleen de Franse regering gehoor aan de oproep, met een in elkaar gekluste video van twee minuten. De hashtag #StopDJihadisme is even trending geweest. Begeleid door een sombere brom bevat de video flarden van IS-propaganda, subliminaal doorsneden met flitsen van huilende gezichten, en stapels lijken, en voorzien van overheidsteksten die waarschuwen voor ronselaars en hun beloftes. ‘In werkelijkheid vind je daar de hel op aarde, en sterf je alleen, ver van huis.’ Zou het indruk maken op de doelgroep? De counterpropaganda uit de VS is al een stuk gelikter. In vloeiend Arabisch, Punjabi of Somalisch posten speciale teams van het Pentagon gericht ‘tegenverhalen’ en foto’s, zoals die van drie Amerikanen die naar Somalië reisden en daar stierven. ‘They came for jihad, but were murdered by Al Shabab.’ Op een andere foto huilt een jonge man op een kist. ‘How can slaughtering the innocent be the right path?’ Elke post bevat dezelfde pay-off. ‘Think again. Turn away.’
Raakt dit jongens bij wie al jarenlang de frustraties uit de oren spuiten? Omdat ze zich hier gediscrimineerd voelen? En die anders wel staan te stuiteren van de testosteron, en hun grenzen willen verleggen? Maar hoe moet het dan?
Drie stappen in het duister.
1. EEN MULTINATIONAL MET VACATURES
Waartegen willen we de doelgroep van onze tegencampagne eigenlijk wapenen? Wat is het doel van de IS-propaganda? Volgens arabist en sharia-kenner Maurice Blessing oogt de Islamitische Staat weliswaar als een stel bloeddorstige godsdienstwaanzinnigen in de woestijn, maar is het effectiever ze te zien als een gewiekste multinational, met een hip product in de aanbieding. ‘Kijk je door alle religieus-folkloristische malligheid en extreme kwaadaardigheid heen, zie je een moderne, multinationale onderneming die, net als andere multinationals, een duidelijk doel voor ogen heeft. De allergrootste te worden. Alleen handelt IS niet in wasmiddelen, ijsjes of sterke drank, maar proberen de leiders een ideaal te slijten aan het groeiende marktsegment van de gefrustreerde moslim.’
Een nieuwe bril is altijd even wennen, denkt Blessing, maar je kunt er scherper mee zien. Vergeet journalistieke clichés als ‘fundamentalistisch’, ‘extremistisch’ en zeker ook ‘religieus’. Die termen helpen ons niet bij het duiden van de misselijkmakende wijze van communiceren. Vergeet ook het idee dat de IS met propaganda alleen maar hun kant van het verhaal wil vertellen. Om het marktaandeel van het kalifaat op de landkaart te vergroten, hebben ze maar één ding nodig: fanatieke djihadisten. En die sneuvelen de laatste tijd bij bosjes. Tot nu toe werden verse rekruten gezocht bij soennitische stammen in Irak, en onder werknemers van oude bondgenoten als Al Quaeda en Hamas. Ze werden opgeroepen hun organisaties de rug toe te keren, en zich aan te sluiten bij het enig ware kalifaat. Maar doordat deze partijen geen trek hebben in een eenzijdige overname door IS, wordt de laatste tijd de spoeling van strijders dunner. Mede door deze situatie richt de IS zich nu ook op het westen. ‘Wie op zoek is naar een puur leven als moslim in een heilsstaat op basis van de sharia’, zegt Blessing, ‘of wie ongestraft wil moorden en roven, zal immigratie naar de Islamitische Staat overwegen. Zo hoopt althans de IS-marketingafdeling.’
Geen strijders, geen kalifaat
Of de vacaturecampagne een succes is, weten we niet. Duidelijk is voor Blessing wel dat de werving en selectie van personeel de achilleshiel van het business-model vormen. Geen strijders, geen kalifaat. Het is voor de tegenpartij daarom zaak strijders en stammen los te weken van uit nood geboren coalities met de IS, en in Irak een nationale gemeenschappelijkheid te creëren. Alleen de Iraakse regering kan dat doen, denkt hij. In een Westerse tegencampagne om geradicaliseerde moslims op andere gedachten te brengen ziet hij echter niets. ‘Laten we kritisch zijn op al die pr-mannetjes die hier nu op duiken. Radicalisering kan niet worden bestreden als de pindakaas van de concurrent.’
2. JONGEREN OP ZOEK NAAR EEN IDENTITEIT
Een harde tegencampagne is niet alleen zinloos, denkt Hans Hoeken, hoogleraar persuasieve communicatie aan de Radboud Universiteit Nijmegen, het is zelfs contraproductief. Hij houdt zich bezig met hoe communicatie onze mening beïnvloedt. Volgens hem maakt voor veel jongeren lidmaatschap of sympathie voor een ideologie een centraal deel uit van hun persoonlijkheid, omdat ze op zoek zijn naar wie ze zijn en ergens voor willen staan. Een boodschap die dat lidmaatschap of sympathie in twijfel trekt, wordt daarom niet alleen genegeerd, maar kan zelfs worden opgevat als een persoonlijke aanval.
‘Het is alsof ik zou zeggen: je bent een waardeloze stukjesschrijver die de ballen verstand heeft van dit onderwerp en nog geen twee zinnen achter elkaar kan zetten. Dan zeg jij tegen mij: je bent een arrogante, waardeloze wetenschapper die vanuit een ivoren toren van alles roept over zaken waar je evenmin verstand van hebt. Elk argument dat ik jou aanreik om een persoonlijk sterk beleefde overtuiging te verzwakken, roept confirmation bias op. Alleen de bevestiging van het eigen gelijk telt, en dat maakt een dialoog bij voorbaat zinloos. Een sympathisant die ideologische scholing van ronselaars en fixers heeft ontvangen, is voorbereid op vragen en voorzien van kant-en-klare antwoorden. Mocht een sympathisant al meewerken aan een dialoog, en mocht hij dan al gaan twijfelen, dan zal hij waarschijnlijk nog meer dan voorheen op zoek gaan naar informatie die zijn oude waarden bevestigt, en onwelgevallige tegenargumenten alsnog ontkracht.’
Uitgesloten van de rechtsstaat
Als we noch van harde tegenpropaganda, noch van een constructieve dialoog veel moeten verwachten, hoe krijgen we dan wel contact met de doelgroep? Volgens Maurits Berger, hoogleraar Islam en het Westen aan de Universiteit Leiden, moeten we een beter alternatief bieden voor het verhaal van de islam: de counter narrative. Oók als de oren daar niet naar staan. In de Nederlandse pogingen tot nu toe om radicaliserende jongeren een ander verhaal te vertellen dan ze dagelijks horen en lezen, gaat er volgens Berger namelijk iets niet goed. In dat verhaal draait het steeds om onze ‘democratie’, onze ‘vrijheid’ en vooral onze ‘rechtsstaat’ als alternatief voor de radicale islam. ‘Maar veel moslimjongeren hebben juist een probleem met de rechtsstaat. Niet omdat ze er tegen zijn, ze omarmen de rechtsstaat zelfs meer dan autochtone jongeren dat doen, omdat die rechtsstaat – in tegenstelling tot de bekrompen islam – hun wel de mogelijkheid geeft te zijn wie ze willen zijn. Probleem is echter dat ze menen ervan te worden uitgesloten.’ Mogen we hier wel zijn, zo vragen de jongeren zich af. Willen jullie hier wel zijn, zo vragen de overige Nederlanders zich af.
Privé-doelstelling
Vragen, die slechts het wij-zij-gevoel verder versterken. Dit maakt de communicatie met deze doelgroep ook zo lastig. Het gaat allang niet meer om het bereiken van overeenstemming, maar om het verwezenlijken van ieders privé-doelstelling. Volgens de filosoof Michel Foucault, die geen vertrouwen had in de rationaliteit van menselijke communicatie, stellen woorden niet iets buiten zichzelf voor, maar verwijzen ze vooral naar zichzelf. ‘Begrippen als ‘waarheid’ en ‘rede’ verwijzen niet naar feiten, hoe graag redenaars het anders doen voorkomen.’
De meeste kans in Bergers ogen maakt dan ook een campagne waarbij de islam niet wordt uitgesloten, maar ingesloten. ‘Religies laten zich niet onderdrukken door een tegenverhaal. Leg liever de vinger op de gevoelige plek: de matige kennis onder jongeren over de breedheid van de islam. Laat zien dat er ook rijke en tolerante stromingen zijn, die goed samengaan met hoe we in Nederland willen samenleven. In vrijheid, en met kansen voor iedereen.’
3. VERHALEN UIT ONVERDACHTE HOEK
Maar wie gaat die campagne voeren? Niet de Nederlandse staat in elk geval, die is verdacht. Elke euro die wordt besteed aan Postbus 51-spotjes, Sire-virals of websites die afkomstig lijken van het gezag of die ook maar de geur dragen van een ministerie (laat staan dat van Justitie en Veiligheid) is weggegooid geld. De enige bron die een geloofwaardig tegengeluid kan laten horen, en met autoriteit kan spreken, is volgens Hans Hoeken de spijtoptant. ‘Alleen met mensen die in een vergelijkbare situatie hebben verkeerd en een vergelijkbare houding hebben gehad, kan de doelgroep zich identificeren. Mensen die vergelijkbare fasen in hun leven hebben doorgemaakt, mischien wel zijn teruggekeerd van het front, maar uiteindelijk tot een andere, tegengestelde conclusie zijn gekomen. Hun verhalen kunnen twijfel oproepen. Bij twijfel begint de verandering.’
Wil het verhaal van een spijtoptant de doelgroep bereiken, moet het als authentiek en oprecht worden ervaren. Het moet volgens Hoeken in elk geval niet een beeld schetsen van hoe de wereld zou moeten zijn. ‘Het beeld van een rechtvaardige wereld, waarin het goede wordt beloond, en het kwade wordt bestraft, om zo mensen te helpen zich te houden aan de norm. Ook de doelgroep weet dat de wereld zo niet in elkaar zit en verwacht een complexer verhaal.’
Het is volgens Hoeken belangrijk dat het verhaal van de spijtoptant in het juiste perspectief wordt verteld. Dat kan ervoor zorgen dat het publiek het doel of de waarde van de hoofdpersoon overneemt.
‘Vroeger werden verhalen verteld om kinderen bang te maken. Dat als je te ver van het dorp afdwaalde, je werd verscheurd door een monster. Die verhalen hadden tot doel om kinderen veilig bij de groep te houden, ze moesten er een les uit trekken. Maar dat is niet genoeg. Jongeren moeten wel met de hoofdpersoon in een verhaal kunnen meeleven. Het werkt niet als men op het moment dat die ternauwernood eraan ontkomt in een ver land te worden verscheurd, denkt: “jammer” of “kan me niet schelen”.
‘Laat zien waarom een spijtoptant van gedachten is veranderd, zodat het publiek dat kan begrijpen. Dat is plat inspelen op sentiment, ja. Net als bloederige IS-propaganda zijn ook de verhalen van echte mensen, die kiezen voor een leven in de Westerse vrijheid, machines om emoties op te roepen.’
Dit artikel verschijnt ook in Communicatie maart 2014.