Van politici wordt wel eens gezegd dat ze nooit zeggen waar het op staat. Het is een belangrijk deel van de aantrekkingskracht van populisten als Trump. Zij gaan er prat op dat ze zich niet laten muilkorven door ‘politieke correctheid’, in tegenstelling tot het voorzichtige, afgemeten discours van professionele politici.
Maar klopt het dat politici niet het achterste van hun tong laten zien? Volgens onderzoekers klopt dat.
De Engelse communicatiewetenschapper Peter Bull onderzoekt al decennialang de communicatiegewoonten van Britse politici, een job die hem ondermeer verplicht om urenlang naar politieke interviews te kijken.
Door geduldig turven en catalogeren onderscheidt hij maar liefst vijfendertig (35!) technieken die politici gebruiken om niét op vragen van journalisten te antwoorden, wat hij equivocation noemt – in het Nederlands komt ‘schipperen’ wellicht het dichtst in de buurt.
Voor de geïnteresseerden: er zijn 12 hoofdcategorieën, die verder uitgesplitst kunnen worden als volgt.
35 manieren om niét op interviewvragen te antwoorden
-
De vraag negeren
-
De vraag erkennen zonder ze te beantwoorden
-
De vraag in vraag stellen
-
Vragen om meer uitleg
-
De vraag terugsturen: “Zegt u het mij maar”
-
-
De vraag aanvallen
-
De vraag gaat niet in op de belangrijkste kwestie die voorligt
-
De vraag is hypothetisch of speculatief
-
De vraag is gestoeld op een foute premisse
-
De vraag is niet feitelijk accuraat
-
De vraag bevat een fout citaat
-
De vraag bevat een citaat dat uit zijn context is gehaald
-
De vraag is aanstootgevend
-
De vraag is gebaseerd op een valse keuze
-
-
De interviewer aanvallen
-
Afzien van een antwoord
-
Omdat men niet kan antwoorden
-
Omdat men niet wil antwoorden
-
“Ik kan niet voor iemand anders spreken”
-
Afwachtend antwoord (“U zal moeten wachten om dat te weten”)
-
Onwetendheid aandragen
-
-
Een politiek punt maken
-
Een externe groep aanvallen (oppositie of rivaliserende groepen)
-
Beleid aandragen
-
Beleid verdedigen
-
Geruststellen
-
Appèl doen aan nationalisme
-
Een politieke analyse naar voor schuiven
-
Zelf-justificatie
-
De eigen partij of kant van de zaak verdedigen
-
-
Onvolledig antwoorden
-
Een antwoord beginnen maar niet afmaken (zichzelf onderbreken)
-
Negatief antwoord. De politicus zegt wat niét gaat gebeuren in plaats van wat wel gaat gebeuren
-
Deels antwoord
-
Half antwoord
-
Fractie van antwoord
-
-
Antwoord op de vorige vraag herhalen
-
Zeggen of impliceren dat de vraag al beantwoord was
-
Zich “verontschuldigen” ("Excuseer, maar…")
-
De vraag letterlijk nemen
Aanvallen
Indrukwekkende lijst, daar kunnen we het over eens zijn. Voor de volledigheid ging Bull ook na welke de meest populaire manier is om niet op een vraag te antwoorden. Dat blijkt met stip te zijn: 'de vraag aanvallen'.
Een gewoonte die overigens niet alleen Britse politici hebben, zoals bijvoorbeeld uit dit voorbeeld blijkt:
Verhitte discussie tussen PVV'er Agema en Humberto - RTL LATE NIGHT
Of dit, zie ook punt 6: 'En u dacht dat ik dat hier ging zeggen':
RTL Carré-debat: Balkenende tegen Mariëlle Tweebeke 'U kijkt zo lief'
Deze willen we jullie ook niet onthouden:
Maar waarom?
Een interessante vraag is evenwel: waarom antwoorden politici zo weinig op interviewvragen?
Bull betoogt dat het aan twee dingen kan liggen: ofwel zijn politici van nature tamelijk glibberige wezens. Ofwel ligt het aan de soort vragen die hen gesteld worden. Het zou kunnen dat politici net als mensen zijn, en dat ze schipperen op momenten dat ze een lastige vraag krijgen voorgeschoteld.
Zoals wijzelf, zegt Bull, als we met Kerstmis een trui krijgen die we niet mooi vinden. Je zegt niet: "Afgrijselijk ding, ik doe het morgen terug naar de winkel". Je zegt: "Ik vind het echt attent dat je aan me gedacht hebt".
In wetenschappelijke termen: mensen schipperen als ze zich bevinden in een situatie van 'vermijding-vermijding' (avoidance-avoidance): als ons geen enkele aantrekkelijke piste wordt geboden om te antwoorden, maar we wél een antwoord moeten geven.
Mensen willen geen gezichtsverlies lijden, zegt Bull, en politici zijn niet anders dan wijzelf: in een situatie waarin elk antwoord gepaard gaat met gezichtsverlies, zullen ze liever niét antwoorden.
Politici, zo blijkt, kunnen op maar liefst 13 verschillende manieren gezichtsverlies lijden.
13 manieren waarop politici gezichtsverlies kunnen lijden
-
Hun eigen gezicht
-
Een indruk doen ontstaan of bevestigen van incompetentie
-
Geen positieve indruk geven van zichzelf als die mogelijkheid wordt geboden
-
Geloofwaardigheid verliezen
-
Vroegere statements en beleid tegenspreken
-
Persoonlijke moeilijkheden in de toekomst
-
Een negatieve indruk bevestigen of doen ontstaan van het eigen publieke persona
-
Moeite hebben om eigen of partijstandpunten te poneren of verdedigen
-
-
Het gezicht van de partij
-
Een negatieve indruk doen ontstaan of bevestigen over de partij, de standpunten, het beleid,..
-
Geen positieve indruk geven van zichzelf als die mogelijkheid wordt geboden
-
Toekomstige moeilijkheden voor de partij
-
Contradicties tussen beleid, uitspraken en stellingen van de partij
-
Voor de partij aan de macht: een indruk doen ontstaan of bevestigen dat het slecht gaat met het land
-
-
Het gezicht van belangrijke stakeholders
-
Het electoraat niet steunen
-
Een belangrijk deel van het electoraat niet steunen
-
Een collega niet steunen
-
Een subgroep van de partij niet steunen
-
Het niet steunen van andere, positief gewaardeerde groepen of instellingen
-
Een bevriend land niet steunen
-
Een negatief gepercipieerde ander wél steunen
-
(Bemerk hoe atypisch de kandidatuur van Trump is, gezien door deze lens! Hij scoort wellicht 13 op 13 op dit lijstje.)
Geconfronteerd met vragen die gezichtsverlies dreigen op te leveren, kiezen politici voor de weg van het minste kwaad: niet antwoorden op de vraag.
Bull suggereert zelfs dat we op basis van zijn onderzoek een soort puntentelling kan organiseren voor politici en interviewers, met parameters als:
-
Hoe handig zijn politici in het ontmijnen van lastige vragen?
-
Hoe gaan politici om met niét-bedreigende vragen, zogenaamde no necessary threat-vragen. Dat zijn vragen waarin geen gezichtsverlies dreigt. Wie daarop geen antwoord geeft, maakt zelf een niet-uitgelokte fout ('geen positieve indruk geven van zichzelf')
-
Hoe goed slagen interviewers erin om politici te laten antwoorden op vragen?
Ligt het dan aan de interviewer?
Dus het is weer de schuld van de media? Eigenlijk wel.
In een van zijn onderzoeken catalogeerde Bull 557 vragen van politieke interviewers. Maar liefst 40 procent was een vraag van het type avoidance-avoidance, waarin de interviewer dus bewust probeert om de vraag op zo’n manier te stellen dat de politicus geen antwoord kan geven zonder gezichtsverlies te lijden. (Noot RW: dit soort vraagstelling is beroepsmisvorming – ik heb er zo zelf duizenden gesteld aan politici, magistraten, artiesten en occasioneel aan een Miss België.)
Bekijk het interview met Wouter Beke nogmaals: élke vraag – 100 procent – is van het type avoidance-avoidance.
Dat is een zichzelf versterkend gegeven: journalisten gaan ervan uit dat politici niet zullen antwoorden, dus stellen ze avoidance-avoidancevragen, heel vaak in de vorm van een 'ja of nee'-vraag. Waarop een ontwijkend antwoord komt van de politicus. Waarna de journalist nog harder probeert om de politicus klem te zetten. Waarna we bij de volgende vraag weer bij af zijn.
Het is overigens opvallend dat politici veel beter scoren als ze vragen voorgeschoteld krijgen van het grote publiek. Dat stelt geen avoidance-avoidancevragen, omdat het heel wat oefening kost om zo’n vragen uit je mouw te schudden. Waar professionals tussen de 40 en 60 procent 'onmogelijke' vragen stellen volgens de tellingen van Bull, is dat bij het grote publiek maar 20 procent.
De mate waarin politici antwoorden op de vraag is navenant: slechts 47 procent van de vragen van politieke interviews krijgt een echt antwoord. Bij vragen van het grote publiek loopt dat op tot 73 procent in de tellingen van Bull.
Er valt iets te zeggen voor de hypothese dat noch het publiek, noch de politici, noch de interviewers beter worden van dit soort vraagstelling. Het "harde" interview is dan vooral een stukje machismo, theater voor de chef of de hoofdredacteur.
Wat moeten we onthouden?
-
Dat er een type vragen is dat bedoeld is om de interviewee gezichtsverlies te laten lijden, en dat het oké is om daarop ontwijkend te antwoorden - soms is het zelfs de enige manier.
-
Dat dit type vragen misschien wel macho is, maar dat het niet altijd het meeste informatie oplevert. Het kan ontaarden in een spelletje voor de insiders. Denk aan een ankerman of -vrouw die soms een beetje stoer doet voor de collega's, maar op die manier een grote afstand schept ten aanzien van de doorsnee kijker. Misschien wel een kloof met de burger als we niet oppassen!
-
Dat het helpt om dingen te benoemen - al was het maar omdat avoidance-avoidance zo lekker Orwelliaans klinkt. In elk geval: in onze mediatrainingen komt er voortaan een hoofdstuk over omgaan met avoidance-avoidance vragen.
Lees zeker ook dit recente stuk in The Guardian, waarin de journaliste zichzelf laat interviewen door Peter Bull – en jammerlijk faalt in het ontwijken van vragen.
Het zou trouwens zeer interessant zijn om wat commentaar te horen van politieke journalisten & woordvoerders van politici: hoe kijken jullie hiernaar?
Bronnen
- Bull, Peter: "The Microanalysis of Political Communication: Claptrap and Ambiguity”, Routledge Research International Series in Social Psychology, Kindle Edition, 240 pages
Dit artikel is geschreven door Raf Weverbergh en Kristien Vermoesen van Finn
Plaats als eerste een reactie
Ook een reactie plaatsen? Word lid van Adformatie!