Vandaag in het FD een pleidooi van hoogleraar Journalistiek aan de universiteit van Amsterdam, Frank van Vree, voor overheidssteun voor de journalistiek (lees: de dagbladen).
Goed om er kennis van te nemen.
Van Vree: ‘De enorme problemen waarvoor de dagbladen en andere serieuze media zich momenteel gesteld zien, liegen er niet om. Advertentie-inkomsten zijn in een vrije val terechtgekomen en de geleidelijke neergang in abonnees zet zich versterkt door. Op grond hiervan riepen in december 44 uitgevers, hoofdredacteuren en directies minister Plasterk in een brandbrief op steunmaatregelen te treffen. In Frankrijk is Sarkozy hem vorige maand voorgegaan: de problemen beperken zich niet tot Nederland.
Het pleidooi voor steunverlening wordt verdedigd met een beroep op de gedachte dat onze democratische samenleving alleen kan bestaan bij de gratie van vrije media, goede journalistiek en een adequate distributie.
Zonder een behoorlijke informatievoorziening en open discussie zal de publieke meningsvorming worden afgesneden van haar bronnen, een situatie waaronder niet alleen de politieke democratie, maar ook de economie en de wetenschap te lijden zullen hebben.
De roep om hulp van de leiding van de dagbladpers lijkt op het eerste gezicht alleszins gerechtvaardigd. Gevestigde kranten zijn de laatste jaren inderdaad in zwaar weer terechtgekomen en verschillende titels dreigen om te vallen. En in de landen om ons heen hebben we kunnen zien waar de kaalslag in de informatievoorziening - bijvoorbeeld in de regio, onder buitenlandcorrespondenten en gespecialiseerde journalisten - toe leidt.
Toch valt er wel iets in te brengen tegen het pleidooi voor steun aan de bedrijfstak. Het beleid van verschillende concerns en hun aandeelhouders is de laatste jaren bepaald niet een toonbeeld van verantwoord ondernemerschap geweest. Verschillende uitgevers blijken bovendien structureel de voorkeur te geven aan investeringen in producten die dan wel een hoger rendement opleveren, maar tegelijk de eigen journalistieke titels ondermijnden. Het is wat zuur - om niet te zeggen ongeloofwaardig - wanneer deze bedrijven zich nu ineens opwerpen als de hoeders van de kwaliteit in de journalistiek.
En dan nog: de problemen zitten dieper en die worden met de bepleite steunmaatregelen niet zomaar opgelost. De neergang in de distributie van de dagbladpers is al zo'n veertig jaar aan de gang en staat los van conjuncturele schommelingen.
De enorme uitbreiding van het televisieaanbod, regionale zenders, tijdschriften en huis-aan-huisbladen hebben de positie van de kranten in brede lagen van de samenleving systematisch ondergraven; de digitale revolutie heeft deze tendens vervolgens versterkt en verbreed. Anders gezegd, door het samenkomen van de verschillende ontwikkelingen - de lange termijn, de neergaande conjunctuur en de digitale revolutie - is het economische model van de gedrukte krant in het hart aangetast.
Niemand weet hoe de toekomst er uit zal gaan zien, maar de Werdegang van het Algemeen Dagblad en de daarbij ondergebrachte regionale bladen - in een verwoede poging het tij te keren - doen het ergste vrezen als het om de toekomst van de serieuze journalistiek gaat.
De huidige crisis zal meer slachtoffers maken, terwijl experimenten, broodnodig om nieuwe wegen te exploreren, zullen sneuvelen. Het internet levert beroepsmatig volop nieuwe perspectieven, maar deze zijn economisch nog niet of nauwelijks rendabel te maken.
Er is dus alle reden om ons zorgen te maken over de kwaliteit en het bereik van de publieke informatievoorziening. En dat zou de overheid zich inderdaad moeten aantrekken - zoals we ons als samenleving ook bekommeren om de kwaliteit van het onderwijs en de cultuur.
En zoals in die sectoren een gericht beleid wordt gevoerd, zo zou de overheid ook de journalistiek te hulp moeten schieten. Niet door generieke steunverlening aan bedrijven, maar door zich op de journalistieke processen en producten zelf te richten.
Zo'n beleid zou zijn weerslag moeten vinden in de vorm van een goed gevuld en onafhankelijk investerings- en ontwikkelingsfonds, dat zich richt op het ondersteunen van experimenten en kwaliteitsverhogende initiatieven op het gebied van multimedialiteit, informatieverzameling, distributie, organisatie en professionele vernieuwing.
Daarbij zou het geen kwaad kunnen ook de publieke omroep - die op dit punt veel te weinig heeft laten zien - in dit beleid te betrekken. De versterking van de hoogwaardige nieuwsvoorziening zou bij dit alles voorop moeten staan - en niet zozeer de economische problemen van de ene of de andere sector, waaraan, zoals gesteld, structurele oorzaken te gronde liggen.
De overheid zou zich in de huidige situatie van turbulente en diep ingrijpende veranderingen moeten inspannen de journalistieke kwaliteit te beschermen en te bevorderen. Want dat er, zeker ten tijde van spanningen, crisis en rampen, grote behoefte is aan professionele journalistiek, staat buiten kijf.
En als we bezien welke perspectieven zich door de digitale revolutie hebben geopend, dan moeten we vaststellen dat er op zichzelf niet veel reden is voor pessimisme. De vraag is eigenlijk vooral of en hoe nieuwsorganisaties het huidige transformatieproces zonder kwaliteitsverlies doorkomen en hoe de kwaliteit van de nieuwsvoorziening op de langere duur kan worden gegarandeerd.
Die vraag is cruciaal voor het functioneren van de publieke sfeer en gaat ons allen aan, de overheid voorop.’
Mooie woorden van Van Vree.
Maar ik kan me er helemaal niets bij voorstellen.
Veel dagbladen hebben lekker en te lang in hun ivoren torentje hun ding gedaan. Zonder zich ook maar een moment af te vragen wie de lezer was en waar hij/zij behoefte aan had.
Begint de verandering niet daar?
Van Vree heeft het ook alleen maar over grote woorden, als DE DEMOCRATIE. En: DE VERSTERKING VAN DE HOOGWAARDIGE NIEUWSVOORZIENING.
Kijk eens hoe Jan Dijkgraaf naar de verstarde krantenredacties kijkt. Vrij grof en zeer ongenuanceerd, maar niet helemaal mis. Er is echt iets veranderd aan lezerskant en de uitgeverijen hebben dat gewoon genegeerd. Nu kan dat niet meer.
Ik denk dat ze de pijn van de markt maar moeten lijden. Ook de salarissen van de dagbladredacties worden betaald door de lezers. Als er geen lezers zijn, dan ook geen kranten.
Ik zie echt te veel berichten in de krant die oud zijn. Dat is niet erg als er dan nog enig extra werk is verricht. Enige duiding toegevoegd of nieuwe bronnen, maar dat is zelden het geval.
Zijn ze er alleen voor de mensen die geen internet hebben? Ok, dan is dat een duidelijke keuze. Nu wordt er niet gekozen.
Het is gewoon te veel nieuws van gisteren, gepresenteerd in print. Zonder de extra laag waar ik als betalende abonnee recht op heb. Alsof nu.nl en al die andere nieuwssites niet bestaan.
Ik heb overigens een abonnement op vier kranten. Maar als ik er een zou moeten missen dan is de Volkskrant de eerste die sneuvelt. Te lang blijven hangen in het eigen kringetje. Er is gewoon geen lol aan die krant te beleven.
Steun voor de dagbladen is net zoiets als een reservaat voor de Dodo’s in het leven roepen. Of de lantaarnopstekers een mooie nieuwe regenjas geven.
Lief, maar te laat en niet zinvol.
Plaats als eerste een reactie
Ook een reactie plaatsen? Word lid van Adformatie!