door Pim Milo
Op dinsdag 27 oktober ontving Paul Mijksenaar (1944) de BNO Piet Zwart Prijs, een onderscheiding die in het leven is geroepen ‘voor een excellente ontwerper die van grote betekenis is voor het vakgebied en een voorbeeldfunctie heeft ten opzichte van de volgende generatie ontwerpers’. De trofee - een driedimensionale uitwerking van Piet Zwarts handtekening - werd ooit door Mijksenaar zelf ontworpen.
Het kantoor van Mijksenaar wayfinding experts is makkelijk te vinden. Op de grote ramen prijken dezelfde pijlen als die we van Schiphol kennen. Ze duiden de weg naar de voordeur. Binnen wijzen op de vloer geprojecteerde pictogrammen naar garderobe en toilet. Mijksenaar heeft een onopvallend bureau met zijn rug naar de ingang (en het licht van links) in dezelfde ruimte als al zijn kantoorgenoten.
De glazen gevel - etalageramen van de vloer tot het plafond - brengt ‘Playtime’ van Jacques Tati in herinnering, de film waarin monsieur Hulot (Tati’s alter ego die worstelt met de verworvenheden van de moderne tijd) een bezoek brengt aan een oude dienstmakker die in net zo’n aquarium woont.
Voorbijgangers zien een fascinerend pantomime achter de vele gordijnloze ramen. Zo moet het ook bij Mijksenaar wayfinding zijn, op winterse middagen wanneer het vroeg donker is en iedereen in het pand nog volop aan het werk.
Rechtsaf is rechtsaf
Er zijn meer dingen die reminiscenties aan Jacques Tati oproepen. Net als monsieur Hulot verdwaalt Mijksenaar altijd. Onlangs liep hij in Parijs door een gang. Een pijl wees naar rechts. Die volgend kwam hij bij een kastdeur uit. Daar rammelde hij aan. Onbegrip. Langzaam werd hem duidelijk wat er aan de hand was. De afslag kwam pas na twintig meter.
Mijksenaar: ‘Net als monsieur Hulot neem ik dingen letterlijk, hoewel de jaren me een tikje achterdochtig hebben gemaakt. Uit ervaring weet ik dat er met dat bord iets anders wordt bedoeld. Toch erger ik me. Rechtsaf is rechtsaf.’
Onder de naam Sign Design gaan Mijksenaar en letterontwerper Gerard Unger in de vroege jaren zeventig een samenwerking aan om de bewegwijzering in Nederland te verbeteren. Nadat het bureau, bij gebrek aan opdrachten, in 1974 is opgeheven, worden Mijksenaar en Unger door Pieter Brattinga uitgenodigd om mee te denken over de visuele aspecten van de eerste metrolijn.
In 1990 wordt Mijksenaar gevraagd de bewegwijzering van Schiphol ter hand te nemen. De luchthaven stond voor een forse uitbreiding met nieuwe toegangswegen, nieuwe aankomst- en vertrekhallen, nieuwe pieren en een ondergronds NS-station.
Waar zijn behoefte aan ordening, aan verheldering vandaan komt? Uit een gebrek aan discipline, zelf-analyseert Mijksenaar. Hij houdt van systemen om dingen vindbaar op te bergen maar is de eerste om dat weer te verwaarlozen.
Opbergplekken
Mijksenaar: ‘Alles wil ik ordenen. Ik heb indertijd een soort grid ontworpen om alles thuis terug te kunnen vinden. Dat werkt heel goed. De clou is dat je de spullen die je altijd kwijt bent gewoon in een alfabetisch notitieboekje opschrijft. Dan kun je naslaan waar je ze hebt opgeborgen. Elke opbergplek krijgt een nummer of codering. Kelder, zolder, wat dan ook. Simpel. Maar het bijhouden deed ik niet. Of ik was te lui om iets in het goede laatje te leggen.
‘Maar in mijn huis in Italië móest het wel. Als je twee huizen hebt, wordt het echt problematisch. Daar heb ik nu een systeem waarin alles genummerd is. Ook daar ligt het gevaar op de loer dat ik het niet bijhoud. Mijn gebrek aan discipline helpt me om dingen te bedenken.’
Nu is hij dokter én patiënt. Mijksenaar: ‘Een ideale combinatie. Als ik geen patiënt was, ontwikkelde ik systemen zonder me af te vragen of het werkt. Je moet je kunnen verplaatsen. Dat geldt voor gebruiksaanwijzingen, voor verkeersborden en voor wegsituaties.’
Ergernissen
Inmiddels kent de hele wereld het werk van het bureau: op talloze luchthavens - Schiphol Airport, John F. Kennedy Airport, Newark Liberty, La Guardia, Washington Dulles International Airport, Geneva International Airport, GRU Airport (São Paulo), HIA Airport City (Qatar) - navigeren de stromen reizigers op de bewegwijzering van Mijksenaar wayfinding experts. Behalve luchthavens bewegwijzert Mijksenaar musea, winkelcentra, parkeerplaatsen, ziekenhuizen, universiteiten, metro- en treinstations en dierentuinen.
Plattegrond Stadsarchief Amsterdam
NRC-lezers kennen Mijksenaar wellicht nog van zijn column ‘Mijks Repair Shop’ in het maandelijkse magazine ‘M’. Een rubriek waarin niet alleen stevig gemopperd werd, maar ook oplossingen geboden. Na de twintigste aflevering, in 2006, waren Mijksenaars ergernissen op.
Maar in zijn dankwoord, bij het in ontvangst nemen van de BNO Piet Zwart Prijs, somde hij oplossingen voor nieuwe op:
• Begrijpelijke pictogrammen bij wasvoorschriften;
• Een aanduiding bij de voordeur van restaurants zonder achtergrondmuziek met als aanvulling of er sprake is van goede akoestiek;
• Een systeem waarin iedereen
24 uur per dag en zeven dagen per week kan bepalen wanneer je wilt werken, met als voordeel dat je op een zonnige dag midden in de week vrij kan nemen om die in een regenachtig weekeinde weer in te halen;
• Een systeem om weinig gebruikte dingen thuis makkelijk terug te kunnen vinden, zoals kampeerspullen of een reserve-onderdeel voor een defect apparaat.
Mijksenaars ideeën ontstaan uit grote en kleine ergernissen. Inmiddels is daar een nieuwe bijgekomen. Mijksenaar: ‘De vrije spitsstrook. Opeens mag je over een ononderbroken witte lijn. Voor het eerst sinds die in 1910 werd geïntroduceerd. Een ononderbroken witte lijn mag je niet overschrijden, immers. Dat is didactisch, dat is pedagogisch, dat is in alle opzichten niet te verkopen. Ik raak elke keer weer in de war.’
Vanuit de gebruiker
Mijksenaar bedenkt en ontwerpt altijd vanuit de gebruiker. ‘Opdrachtgevers denken dat bezoekers dom zijn. Die zijn niet dom. Het heeft niets met intelligentie te maken maar alles met logica. Een bezoeker wil geen kelder in of een trap op. Je hebt in kleine winkelcentra kelder- en bovenetages. Daar wil niemand heen. Je weet niet wat daar gebeurt, voor je het weet zit je als een rat in de val.
'Ik snap niet dat architecten of wie dit bedenken dit niet begrijpen. Het is toch geen raketwetenschap? Ik begrijp dat nooit. Dat is wat mij als ontwerper in staat stelt om elke keer weer verwondering te hebben. Ik word elke keer weer boos of enthousiast. Daarom verveel ik me niet. Ik mag graag en met liefde op architecten schelden die gebouwen ontwerpen waarin ik een bordje “Naar de liften” moet plaatsen omdat die zonder onvindbaar zijn.’
In wezen is het werk van Mijksenaar erop gericht stress te verlichten. Vooral bij reizigers en in ziekenhuizen. Mijksenaar: ‘Een ziekenhuis is aanzienlijk moeilijker dan een luchthaven. Op een luchthaven, zeker als men in “de vertrekmodus” is, zijn de mensen enthousiast. Die gaan lekker op vakantie. Er wordt je veel vergeven.'
Vrouwelijke Vrijwilligers
'In een ziekenhuis is dat totaal anders, zeker als er een ernstige ziekte in het spel is. Daarin werkt geen bewegwijzering meer. Een ziekenhuis weet dat ook. Daarom kent het al heel lang hostesses. Die kwamen altijd van de Unie van Vrouwelijke Vrijwilligers.
'Ik weet niet of die nog bestaat. Kleine balies in het ziekenhuis, altijd dames op leeftijd. Het goede van die dames: ze zagen aan de manier waarop mensen binnenkwamen of het klanten voor hen waren. Totaal radeloze mensen die maar beginnen te lopen.
Testversie van een ‘smart sign’ in het VUmc Alzheimercentrum (www.mijksenaar.com)
'Daar stapten ze dan zelf op af met de vraag of ze konden helpen. Dat is ideaal. Je moet je realiseren, als je voor de 50 miljoen jaarlijkse reizigers op Schiphol 95 procent scoort, dan hou je 5 procent van 50 miljoen mensen over. Dat zijn heel veel mensen. Als die allemaal tegelijk bij de informatiebalie komen omdat ze de weg niet kunnen vinden…
‘Toch zit daar de uitdaging. Het is onmogelijk om de bewegwijzering honderd procent goed te krijgen. Dat moet je erkennen als ziekenhuis of luchthaven. Voor die vijf procent moet je wat anders verzinnen. Luchthavens in Amerika hebben allemaal “ambassadors”.
'Vaak gepensioneerden of vrijwilligers, mensen die een tweede taal spreken. Spaans, Japans. Met mooie rode jassen aan zodat ze eruit zien als de portier van theater Carré. In Newark is er één die zijn antwoorden zingt. Fantastisch. Beter kan je niet hebben. Persoonlijke hulp.
'Je moet altijd uitgaan van de vraag: Hoe kan ik honderd procent bereiken? En als dat niet kan: Wat doe ik met de rest? Er zijn altijd mensen die een Ikea-meubel niet in elkaar kunnen krijgen. Die moeten een monteur kunnen inhuren.’
Als we afscheid hebben genomen, sta ik in de glazen hal. Op de buitenkant van de deur staat, in spiegelschrift, ‘duwen’. Dus ik trek. De deur blijft dicht. Even voel ik me een monsieur Hulot. Dan snelt Mijksenaar gedienstig toe om mij op de elektrische deuropener te wijzen. Wayfinding met een personal touch.
Dit artikel staat in Adformatie 22 (30 oktober 2015).