Door Rutger Vahl, journalist - Jeugdzorg, werk, inkomen en zorg aan langdurig zieken en ouderen. Het zijn taken die altijd bij de landelijke overheid lagen maar die sinds 2015 op het bord van de 380 Nederlandse gemeenten liggen. Decentralisatie is het devies in Den Haag: alles wat lokaal geregeld kan worden, moet bij voorkeur ook lokaal gebeuren.
De trend is nog lang niet ten einde. Het volgende wat het Rijk decentraliseert is de ruimtelijke ordening. In 2021, als de nieuwe Omgevingswet van kracht wordt, krijgen gemeenten veel meer bevoegdheden op het gebied van bouwen, milieu en planologie.
Voor lobbyisten en andere belangenbehartigers betekent dit dat zij minder vaak de trein naar de Hofstad hoeven te nemen. In plaats daarvan zullen zij hun pijlen moeten richten op lokale beslissers. Maar wie zijn dat? Gelden lokaal dezelfde lobbywetten als in het Haagse? En is de ‘formatieperiode’, zoals die na de raadsverkiezingen van 21 maart gaat plaatsvinden, net zo’n goed moment om ideeën in te steken als tijdens de formatie op het Binnenhof?
Meer professionals
Volgens lobbyadviseur Erik van Venetië is er in principe weinig verschil tussen lobbyen bij het Rijk en lobbyen bij de gemeenten.Toch heeft belangenbehartiging op lokaal niveau een geheel eigen dynamiek, al was het alleen maar omdat elke gemeente een eigen politieke cultuur heeft. Dat maakt de lokale lobby toch wezenlijk anders. ‘Een in het oog springend verschil is de mate van professionaliteit’, analyseert Van Venetië. ‘Den Haag is veel belobbyd en daarom worden enorm hoge eisen gesteld aan de kwaliteit van de informatie. Bij gemeenten is lobbyen een nieuwer verschijnsel en daarom minder ver ontwikkeld. Eigenlijk zie ik pas sinds 2015 de komst van de professionele lobbyist naar de gemeente. Die is met name actief op het sociale domein, dus waar het gaat om jeugd- en thuiszorg. Dit zijn taken die voorheen bij het Rijk lagen en waar nu de gemeenten leidend in is.’
Ook zijn collega Wim Carabain ziet overeenkomsten en verschillen met de Haagse lobby. Hij is adviseur bij Mourand & Partners maar ook directeur van de stichting Voorall, de belangenvereniging voor mensen met een beperking. Carabain: ‘Op lokaal niveau is het van groot belang dat je als deskundige gesprekspartner wordt gezien. Het betekent dat je met veel mensen zal moeten praten, maar bijvoorbeeld ook debatten en werkbezoeken moet organiseren. Ga naar commissievergaderingen en laat je neus zien op recepties. Dat geldt in Den Haag natuurlijk ook, maar als ze je daar niet kennen kom je gewoon niet aan tafel. Op gemeenteniveau heb je meer mogelijkheden je te laten zien en een relatie, een vertrouwensband, op te bouwen. Het belangrijke verschil is dat op lokaal niveau minder snel als lobbyist gezien zal worden en meer als samenwerkingspartner. Dit kun je actief versterken door positief over te komen en trots uit te stralen over behaalde resultaten, maar ook door met je voorstellen te streven naar win-win situaties.’
Veel koppen koffie
Wie denkt dat de formatieperiode na de raadsverkiezingen een goed moment zijn om besluiten te beïnvloeden begrijpt het lokale lobbyen niet helemaal. Zowel Erik van Venetië als Wim Carabain zien de coalitievorming, die dit voorjaar speelt, als minst geschikte periode om invloed uit te oefenen. ‘Na de raadsverkiezingen gaan de deuren van het gemeentehuis dicht en kom je alleen nog aan tafel als je lokaal zeer belangrijk en invloedrijk bent,’ aldus Van Venetië. ‘Het enige wat je dan nog kunt doen is proberen te praten met mensen die dicht bij de onderhandelaars staan in de hoop dat zij iets van je ideeën zullen inbrengen in de coalitiebesprekingen. Maar dat vereist wel hele goede contacten.’
De verkiezingen an sich zijn wel een goed moment om een lobby op te bouwen. Want ga maar na: een groot deel van de gemeenteraad is na 21 maart nieuw. En die nieuwkomers zijn nog grotendeels onbeschreven bladen. Politici, in Den Haag maar zeker ook op lokaal niveau, hebben bijna per definitie een informatieachterstand en daarvan moet de lobbyist gebruik maken. Wim Carabain: ‘Er zijn tal van mogelijkheden om jezelf zichtbaar te maken. Benader de lokale pers, organiseer debatten, nodig nieuwe raadsleden uit voor een kennismaking. En denk bovenal na over de strategie die je de komende vier jaar wil voeren.’ Van Venetië voorspelt dat de nieuwe raadsleden de komende maanden overstelpt gaan worden met uitnodigingen voor een werkbezoek hier en een kop koffie daar. ‘Ik adviseer die raadsleden overigens zelf de regie te houden. Wacht niet af wie er op je afkomt, maar ga zelf de gemeente in, en praat met de mensen die jij zelf belangrijk acht. Kijk ook naar organisaties die de weg naar ambtenaren, vertegenwoordigers en bestuurders misschien minder goed weten te vinden. Op lokaal niveau ontbreekt het veel organisaties aan voldoende goede mensen om zelf actief te lobbyen. Raadsleden zien ze daarom makkelijk over het hoofd, maar toch kunnen juist deze minder zichtbare organisaties nuttige informatie inbrengen.’
Zwemmen in Culemborg
Hoe werkt dat in de praktijk, zo’n lokale lobby? Laten we eens afzakken naar Culemborg, een stadje met 27.000 inwoners aan de rand van de Betuwe. De afgelopen jaren raakten de gemoederen daar verhit over het zwembad. Dat was veertig jaar oud en veel te duur. Jaarlijks moest er 4 ton subsidie bij en dat vond de gemeente te gortig. Sluiting van het zwembad dreigde. Tot de plaatselijke zwemvereniging met het plan voor een gloednieuw bad kwam, een 2521-bad (25 bij 21 meter). Geen poespas als glijbanen of bubbelbaden, maar een bak water waarin kinderen de schoolslag kunnen leren en de zwemvereniging haar baantjes kan trekken. Wethouder en gemeenteraad schaarden zich achter het plan (het nieuwe bad was per jaar anderhalve ton goedkoper, stelden de voorstanders aan de hand van berekeningen) en op 1 januari 2016 konden de inwoners van het stadje hun eerste duik nemen.
Een mooi voorbeeld van een geslaagde lobby, vindt Culemborger Bert van der Kamp, die het lokale verzet tegen het 2521-bad aanvoerde maar bakzeil haalde. Van der Kamp: ‘De lobby was om twee redenen succesvol. Aan de ene kant had de plaatselijke zwemvereniging de landelijke zwembond achter zich. De KNZB wil graag meer 2521-baden in Nederland en hielp de Culemborgse vereniging bij het schrijven een gedetailleerd en financieel onderbouwd plan. Ook was er een groot architectenbureau betrokken. Voor hen was dit een prestige project waar het bureau zich erg voor wilde inzetten.’ Maar wat Van der Kamp misschien nog wel als belangrijker voor het succes van de lobby ziet, is dat de tegenstanders van ‘2521’ te laat in actie kwamen. ‘Toen wij met alternatieve plannen kwamen om het oude bad te behouden tegen veel lagere kosten, was het denken over het 2521-bad al in een te ver gevorderd stadium. Eigenlijk was het besluit in de hoofden van de mensen die erover gingen al genomen, ook al toonden wij aan dat de berekeningen van de voorstanders veel te optimistisch waren.’
Amsterdamse evenementen
Gaat het er bij een grote gemeente heel anders aan toe? Eigenlijk niet. In Amsterdam is er de afgelopen vier jaar gewerkt aan een nieuw evenementenbeleid. Er is een wildgroei aan feesten en festivals en er zijn geen duidelijke regels over aantallen bezoekers en decibellen. Dat moet beter worden georganiseerd. Maar hoe?
Marja Ruigrok was de afgelopen acht jaar raadslid voor de VVD in de hoofdstad. Ook haar deur is platgelopen door belangengroeperingen. ‘Het eerste wat opvalt is dat het er veel zijn en dat iedereen iets anders wil. Buurtbewoners maken zich vooral druk over mensen die in hun voortuin staan te wateren; natuurbeschermers vrezen dat het Amsterdamse groen vertrapt wordt; exploitanten komen op voor hun business en bezoekers aan evenementen zijn vooral bang dat Amsterdam een stad wordt waar niets meer kan en mag.’ Het standpunt van de VVD ten aanzien van evenementen stond in het verkiezingsprogramma. Heeft lobbyen dan zin? Ruigrok: ‘Er valt zeker iets bij te sturen, maar alleen in details. De inzet van het nieuwe beleid is meer restrictie. Als je dan komt pleiten voor méér festivals en méér decibellen hoor ik je beleefd aan, maar kan ik er niets mee. Wil je invloed hebben, dan moet inzetten op iets wat voor jou belangrijk is, maar wat aansluit bij het beleid. Dat gebeurt vaak niet. Op lokaal niveau krijg je bijvoorbeeld te maken met clubjes die zich “vrienden van” noemen. Nou, vaak zijn dat niet mijn vrienden omdat deze mensen totaal niet openstaan voor de andere kant van het verhaal. En dat is echt een must voor een succesvolle lokale lobby.’
Een prachtig voorbeeld vindt Ruigrok de opstelling van evenementenorganisatoren in Amsterdam. ‘Zij kwamen een beetje onder druk te staan. Alsof het hen alleen om geld verdienen te doen zou zijn. Tijdens een hoorzitting voerden ze niet alleen zelf het woord, maar namen ze ook diverse bezoekers van hun festivals mee. Een jonge vrouw vertelde hoe ze haar beste vrienden op een plaatselijk festival had ontmoet en hoe belangrijk deze evenementen zijn voor haar sociale leven. Ik moet zeggen dat haar verhaal indruk maakte en het wellicht wat te eenzijdige beeld van evenementenorganisaties iets deed kantelen. Goed gedaan dus!’
Jeugdzorg Nederland
In 2015 werden veel zorgtaken overgeheveld naar de gemeente. Leek dat aanvankelijk vooral een technische reorganisatie, al snel kwam aan het licht dat zorginstellingen veel minder in Den Haag konden regelen en veel vaker bij het plaatselijke gemeentehuis moesten zijn. Ook werd duidelijk dat veel instellingen en belangenorganisaties hier niet goed over hadden nagedacht.
In 2017 publiceerde Jeugdzorg Nederland een handleiding voor lobbyen bij de gemeente die niet alleen nuttig is voor mensen in de Jeugdzorg. Het boekje geeft tips hoe je invloed kunt hebben op verkiezingsprogramma’s (‘Wellicht zijn er medewerkers uit je organisatie lid van een politieke partij’) maar vooral ook in de vier jaar erna. Er zijn tal van momenten en gelegenheden om je standpunten naar voren te brengen, aldus Stijn Verbruggen, hoofd Strategie & Communicatie van Jeugdzorg Nederland, die ook de website www.lobbybijgemeente.nl in de lucht houdt. ‘Veel organisaties lobbyen zonder het te beseffen,’ stelt hij. ‘Denk er strategischer over na zodat je de belangenbehartiging structureler vorm kunt geven.’ Een belangrijk advies is samenwerking te zoeken met andere organisaties om zo de slagkracht te vergroten. En ook: ‘Het kan voor de relatie met de nieuwe raadsleden en wethouders natuurlijk geen kwaad ze bij hun installatie of benoeming een felicitatie te sturen en/of aanwezig te zijn in de raadszaal.’ Dit sluit naadloos aan bij een advies van MKB Nederland, dat al in 2006 een handleiding voor lokaal lobbyen publiceerde: ‘Probeer bij startende ambtenaren, raadsleden en wethouders ‘te scoren’. Zij staan nog open voor nieuwe inzichten en visies.’ En: ‘Wees zo min mogelijk voorspelbaar, ga bijvoorbeeld een coalitie aan met andere partijen, liefst uit onverwachte hoek.’
Vergeten groep
Ambtenaren zijn de vergeten groep bij de lokale lobby. Wat zich achter de muren van het gemeentehuis afspeelt is minder zichtbaar dan alles wat in de openbare raadszaal ter sprake komt. ‘Ambtenaren zijn er voor hun wethouder’, zegt Erik van Venetië. ‘Als de gemeenteraad meer duurzaamheid wil, moeten ambtenaren de wethouder adviseren hoe dat kan en welke mogelijkheden er zijn. Daarmee hebben zij veel invloed op de beleidsplannen.’ Tussen ambtenaren en raadsleden hangt een gordijn. Aan ambtenaren heb je dus weinig als je een politieke partij aan je kant wil krijgen. ‘Als ik technische vragen had, stelde ik die aan ambtenaren,’ zegt VVD-raadslid Marja Ruigrok. ‘Maar ik verwachtte van hen dat hun informatie zo neutraal mogelijk was.’
Met ambtenaren in contact komen is niet zo eenvoudig, om de simpele reden dat ze minder zichtbaar zijn. Stijn Verbruggen: ‘Jeugdzorgorganisaties hebben vaak wel contact met de ambtenaren die verantwoordelijk zijn voor de inkoop. Maar voor de lobby zijn vooral ook de beleidsambtenaren interessant. Als er stukken van B&W naar gemeenteraad gaan, staat daar vrijwel altijd de naam van de verantwoordelijke ambtenaar bij. Verder weten goed ingevoerde raadsleden ook wel wie de belangrijke beleidsambtenaren zijn. Mijn contact met een beleidsambtenaar op ministerie begon ooit via Twitter.’
Een belangrijk advies is niet alleen contact te zoeken met ambtenaren op het moment dat je iets van ze gedaan wilt krijgen. Laat ook van je horen als er ogenschijnlijk niets speelt. En bedenk, zo schrijft MBK Nederland niet ten onrechte, dat ambtenaren altijd ‘overruled’ kunnen worden door hun ambtelijke baas of wethouders. ‘Zorg dat u geen ambtelijke of politieke vijanden maakt tijdens uw lobby. Tegenstanders van nu kunnen uw medestanders van morgen worden.’