Deels omdat het erfgoed is, een pay-off uit een tijd dat zo’n ding nog reclameslogan heette, de soort Teutoonse versie van Heerlijk Helder Heineken.
Maar vooral omdat je een Miele ook letterlijk kan erven: mijn moeder heeft een Miele wasdroger van bijna veertig jaar oud. Niet kapot te krijgen. Ik wil ‘m niet uit de erfenis, ma is mij veel liever dan welke Miele dan ook en moet nog veel langer mee.
Daarbij heb ik zelf al een Miele-droger en een Miele-wasmachine. Gekocht toen ik student af was, bar weinig geld had en bedacht dat ik toch goedkoper uit was door één keer een betere te kopen, dan twee of drie keer een slechtere.
Dat is meer dan 20 jaar geleden, beide machines worden nu dagelijks afgebeuld door een heel gezin. Het enige dat hun leeftijd verraad, is dat sommige kunststof delen vergeeld zijn en de mooie stevige drukknopjes nog hagelwit. Dat Miele me ooit een stofzuiger leverde die binnen vier jaar kaduuk ging was ontluisterend, een knauw in m’n merkentrouw. Was het dat trauma, of de witgoedverkoper die zo stellig beweerde dat alle vaatwassers ongeveer even goed zijn tegenwoordig?
Mijn eerste Geschirrspüler werd een voordelige Bauknecht, da’s ook Duits. Na pakweg zes jaar jaar sta ik vloekend in m’n keuken. Total Loss, Komplett Zerstört. ‘Dat is normaal voor de meeste merken’ hoor ik om me heen. Een staatje op internet bevestigd dat: Bauknechtjes gaan 2.000 wasbeurten mee en Mieles 5.000. Voor ongeveer 200 euro meer, als je een beetje strak inkoopt.
Toch maar weer een Miele gekozen. Als deze afwasser het meer dan 15 jaar volhoudt, vergeef ik ze die stofzuiger. En zullen m’n kinderen waarschijnlijk ook een Miele kopen, want zo’n vader die naast een Bauknecht staat te vloeken, blijft je bij.
Er is geen betere: zolang Miele de daad bij die stokoude slogan blijft voegen, kan dat merk niet stuk. Veel meer reclame hebben ze niet nodig.
De column komt uit Adformatie nummer 16, die 25 juli op de mat ligt.