“Nederland heeft leiderschap nodig”. Zo maar een kreet die we regelmatig horen of lezen als we de complexiteit van onze samenleving even niet meer scherp in beeld hebben. Een medicijn als we geen panklare oplossingen vinden en we onze teleurstelling moeten uiten over zaken waar we last (geen voordeel) van hebben. Hetzelfde zien we binnen bedrijven. Teleurgestelde consumenten wijzen dan naar de falende leiders. Ze hebben er een zooitje van gemaakt. Alleen maar oog voor hun eigen belang. Maar wat is dan de essentie van dat leiderschap?
Nieuwe inzichten.
Dat in een sterk veranderende wereld ook nieuwe vormen van leiderschap gevonden moeten worden is voor velen wel duidelijk. Leiders kunnen niet langer acteren op basis van macht en mandaat. Nieuwe leiders helpen medewerkers en hun organisatie verder door te denken en te beslissen vanuit authenticiteit. Maar hoe werkt dat dan in de praktijk? Onlangs bezocht ik een seminar waarin de inleider van mening was dat nieuwe leiders zich eerst naar binnen moeten richten om te bepalen welke doelstellingen bevorderen of afremmen. En om dit idee bij de deelnemers te laten landen deed hij een concentratieoefening op basis van yoga. Ik begreep zijn betoog waar het om eenvoud en authenticiteit gaat. Doe gewoon, wees jezelf en denk na. Natuurlijk. Maar past de methode en de opgedane leerstof dan bij elke leider? Ik bleef daarin mijn twijfels houden en had ook moeite in het verhaal mee te gaan.
Contextueel.
Volgens moderne inzichten over leiderschap dienen leiders een duidelijke visie te hebben. Nieuwe leiders moeten inspireren. Ze zijn daadkrachtig en dienend tegelijk. Maar met hetzelfde gemak kun je zeggen dat leiderschap extreem contextueel is. Het is nu 50 jaar geleden dat John F. Kennedy in Dallas werd vermoord. Zijn presidentschap is bijna mythologisch en staat, bij de oudere generatie, als verfrissend en opmerkelijk in ieders geheugen . Er worden beschouwingen gegeven over zijn leiderschap. En wat blijkt; Kennedy staat niet in de boeken als een uitstekende president. Hij had een goed uiterlijk en kwam op tv goed op de kiezer over. Was dus mediageniek en bracht daarmee een nieuw naoorlogs elan. Maar deskundigen menen dat als hij in zijn presidentschap niet vroegtijdig gedood was zou de mythe over zijn leiderschap wel eens van een geheel andere aard geweest kunnen zijn.
Een studie van de Harvard University toonde onlangs aan dat zelfs presidenten zonder een visie het prima gedaan hebben. George H.W. Bush bijvoorbeeld hield niet van dat “visie” gedoe. Hij handelde (maar) naar bevindt van zaken. Opportunistisch welllicht. En dat pakte soms wel goed uit. In deze studie van Harvard worden alle verhalen over leiderschap en visie dus sterk gerelativeerd.
Of zoals Hans de Bruijn in een recent artikel beweert: “over leiderschap wordt wat afgeleuterd”. Ook in zijn analyse zien we dat wat vandaag werkt, morgen weer uitgewerkt is. Veel heb je dus niet aan boeken en publicaties die uitleggen wat de kenmerken van een goed leider zijn. Elk antwoord op de vraag naar de essentie van leiderschap is dus waar, net zoals het tegenovergestelde ook waar is.
De roep om leiderschap is meestal een teken van hulpeloosheid. Wij zijn dan het overzicht een beetje kwijt. “Doet u mij maar een portie leiderschap”.
Plaats als eerste een reactie
Ook een reactie plaatsen? Word lid van Adformatie!