‘Politie misleidt Dagblad van het Noorden met nepnieuws’, meldde diezelfde krant vorige week. Het leidde tot zeer verontwaardigde reacties in de media, van onder meer het Genootschap van Hoofdredacteuren. Thomas Bruning, voorzitter van journalistenvakbond NVJ reageerde als door een horzel gestoken. Het OM kwam met een kort statement op haar website waarin ze ontkende nepnieuws verspreid te hebben. En daar liet de afdeling communicatie het bij. Dit weekend haalde de Volkskrant het voorval nog eens door de factcheckmolen. Conclusie: er is geen sprake van nepnieuws, maar helemaal correct is de actie van het OM ook niet. Aan Rob Zijlstra, rechtbankverslaggever bij DvhN en schrijver van het bewuste artikel de vraag:
Hoe zit het nu precies?
‘Ik pikte dit verhaal op in de rechtszaal. De officier van Justitie meldde dat ze, om een mogelijke verdachte in het net te krijgen, een stuk in de krant hadden laten plaatsen. Huh, dacht ik. Hoezo hebben zij een stuk in de krant laten plaatsen? Ik heb dat artikel opgezocht en de schrijver van het stuk, de politieverslaggever van de krant, gevraagd hoe het zat. Zij vertelde me dat ze actief door de politie is benaderd over een doorbraak in een oude zaak. Er zou een DNA-hit zijn. Daar heeft zij vervolgens een bericht van gemaakt. Vervolgens heeft de politie dat bericht in de krant gebruikt om de verdachte uit de tent te lokken. De krant is opengevouwen op de pagina waar het bericht stond, in het portiek van de verdachte gelegd.’
Maar het feit dat er een DNA-match was, dat klopte wel.
‘Je kunt erover redetwisten of een DNA-match echt een doorbraak is. De verdachte is overigens enkele dagen geleden vrijgesproken omdat er volgens de rechter geen bewijs was. Maar mijn punt is en was, en dat heb ik dat stuk benoemd: wij zijn in deze zaak misbruikt door de politie. Het gebeurt nooit dat de politie actief voorlicht als er nog geen verdachte is. Het is dus opmerkelijk dat ze ons in dat stadium benaderden. Dat deden ze om reuring te veroorzaken. Ruis, zoals ze dat zelf noemen. Het gaat dus niet over de vraag of het waar is of niet, of hier sprake is van nepnieuws. Ik ben achteraf niet gelukkig met de benaming nepnieuws. Ik heb dat in de intro van mijn stuk vermeld en dat had beter niet kunnen doen. Want nu ging de discussie daarover. In die zin onderschrijf ik de conclusies van de Volkskrant ook wel.’
Dertig jaar
Volgens Zijlstra is dit een probleem dat bij veel regionale kranten speelt. ‘Ik werk al dertig jaar bij de krant. Wij zijn voor onze informatie volledig afhankelijk van de politievoorlichters. Ze weten altijd meer dan ze kunnen of willen vertellen. Zij hebben het monopolie. Er is altijd sprake van een haat-liefde verhouding. Tot voor kort was er wel wederzijds respect. Je hebt elkaar nodig. Maar wat je de laatste 2,3 jaar ziet, is dat de politie de krant steeds vaker gaat gebruiken als strategisch middel. En dat vind ik een slechte ontwikkeling: de politie moet ons niet gebruiken voor voorlichtingsdoeleinden. Wij moeten erop kunnen vertrouwen dat informatie klopt en niet voor strategische doeleinden wordt ingezet. Het OM heeft dat in dit geval ook min of meer toegegeven bij monde van hun woordvoerder. Hun verhaal is dat er in eerste instantie sprake was van nieuwsvoorziening en dat er ‘in de slipstream daarvan’ sprake was van een ruisstrategie. Maar dat is niet realistisch. Het is natuurlijk andersom. De strategie was er eerst.’
Uitgaansgeweld
Zijlstra ziet de ontwikkelingen bij het voorlichtingsapparaat van de politie met lede ogen aan. ‘Het is vooral een probleem van de journalistiek. Door de komst van sociale media heeft de politie ons steeds minder nodig. Als de politie iets naar buiten wil brengt, gebruiken ze hun eigen Twitterkanalen, Instagram, Facebook. Twee jaar geleden speelde er iets in Assen. Er was sprake van uitgaansgeweld waarbij een politieagent werd aangevallen. Dat is voor de media stilgehouden. Uiteindelijk hebben ze een interview op hun eigen Facebookkanaal gezet met die agent. Zo’n stuk wordt dan 600.000 keer bekeken en geliked. Daar komen wij als regionaal dagblad helemaal niet meer aan te pas. Niet in het informatieproces, maar ook qua bereik.'
Arrogantie
Het zelf kunnen managen van informatiestromen, leidt volgens Zijlstra tot een zekere mate van arrogantie bij voorlichters. ‘Het gebeurt wel eens dat een wijkagent iets twittert over een voorval. Als ik dan voorlichting bel, weigeren ze iets te zeggen. "Daar reageren we niet op". Maar je eigen wijkagent twittert het, zeg ik dan. "Nou dan moet je maar met hem bellen", is dan het antwoord.’
Ik belde voor dit stuk ook met een politiewoordvoerder die op hoge toon eiste dat ik hem het stuk zou sturen. En hij eiste ook dat ik met het OM zou bellen.
' Ah, dat was Paul Heidanus zeker. Die neemt zijn vak erg serieus. Gedegen pr-man. Maar het is ook wel een echte PR-man. Ik heb een paar jaar geleden een akkefietje met hem gehad toen hij eiste dat ik het verhaal voor de tweede keer naar hem zou sturen voor autorisatie. Dat ging over de vraag of ik zijn correctie wel had overgenomen. Dat weigerde ik. Ik blijf niet bezig. Vervolgens kreeg ik een mail dat ik een tijd lang niet meer welkom was. Ik zou niet meer te woord worden gestaan. Daar hebben ze later wel hun excuses voor aangeboden.’
En wat is de wijze les van dit voorval?
‘Wij journalisten hebben ons veel te afhankelijk gemaakt van de voorlichters. Wij zijn voorlichtersverslaafd en dat is deels onze eigen schuld. Die pr-mensen hebben zich doorontwikkeld de afgelopen jaren. Bijgeleerd. Wij zijn als journalisten een beetje stil blijven staan. Wij hebben echt een kennisachterstand. Het wordt weer tijd voor het oude handwerk. Voor de poort gaan staan, met de mensen zelf praten en ons niet in laten inpakken door pr-praatjes.’