Premium

Sjoerd van de Wouw, Foodwatch: ‘Wij behoren tot de organisaties die het vaakst het ANP halen’

Interview met ‘campaigners’ Sjoerd van de Wouw – voorheen Wakker Dier – en Jurjen de Waal over hun successtrategie

Griekse yoghurt die niet Grieks is, frambozensap zonder framboos, pesticiden op ons zomerkoninkje: Foodwatch zet misleiding en misstanden in de voedselindustrie op de kaart. ‘Campaigners’ Sjoerd van de Wouw – voorheen Wakker Dier – en Jurjen de Waal over de strijd van een vervaarlijk keffertje.

Drie jaar werkt Sjoerd van de Wouw (rechts op de foto) inmiddels bij Voedselwaakhond Foodwatch. Een van de eerste dingen die hij deed toen hij de overstap maakte van Wakker Dier, was zich een paar dagen ‘opsluiten’ in een supermarkt. Het vleesschap liet hij links liggen. ‘Dat kende ik wel.’ Hij wilde feeling krijgen met alles wat er aan ‘ongezonds’ te koop is.

Kleurstoffen

‘Ik stond bij zo’n schap met snoep in alle kleuren van de regenboog. Daarop stond de wettelijk verplichte waarschuwing: “Pas op, deze kleurstoffen kunnen een nadelig effect hebben op de concentratie en oplettendheid van uw kinderen.” Dat stond er dan in hele kleine lettertjes, vaak weggestopt, soms zelfs op de onderkant. Dat mag kennelijk.’

Wat Van de Wouw onmiddellijk zag: ‘Deze gaan we winnen. Voor een aantrekkelijker kleurtje zet je de gezondheid van kinderen op het spel. Dat kun je niet verdedigen als fabrikant. Daar was dan ook heel snel resultaat geboekt.’

Plofkippen

Grote retailers als Albert Heijn en Jumbo gingen mee. Fabrikanten pasten noodgedwongen de samenstelling van hun producten aan. Het was een aardige binnenkomer voor de man die eerder bij Wakker Dier furore maakte met geslaagde campagnes tegen plofkippen en het onverdoofd castreren van varkens. Toch lijkt de aanpak van zijn nieuwe werkgever Foodwatch bescheidener. Bij de voedselwaakhond geen knallende radiospotjes waarin bedrijven met naam en toenaam genoemd worden als ze weigeren het in de ogen van Foodwatch ongezonde pad te verlaten.

Kamerleden benaderen

De reden is volgens Van de Wouw simpel: ‘Wij richten ons bij Foodwatch minder op het bedrijfsleven, en veel meer op de politiek. Dat vereist een ander model. We gaan ons overigens wel wat meer verbreden, maar de politiek blijft het belangrijkst. En we proberen het ook daar steeds beter te doen. We weten hoe het intern werkt, op welke momenten we Kamerleden kunnen benaderen, welke debatten we moeten volgen, wanneer we er persberichten uit moeten gooien.’

Dat klinkt als lobbyen. Je wilt je geloofwaardigheid in Den Haag niet verliezen door er zo hard in te gaan als bij Wakker Dier?

Jurjen de Waal: ‘Wij zijn geen lobbyisten. We hebben niet iemand in dienst die de hele dag in Den Haag of Brussel rondloopt en contacten warm houdt met ambtenaren en Kamerleden. We zitten ook niet in allerlei overlegorganen. Wij constateren een probleem en maken daar dan herrie over. Dat is het model dat we volgen. Wij brengen iets aan het licht en dat doen we uitgesproken. Juist ook naar de pers.’

Van de Wouw: ‘Net als Wakker Dier zijn we sterk in publiciteit zoeken. Daar zijn we enorm in gegroeid. Wij zijn inmiddels een van de organisaties in Nederland die het vaakst het ANP halen.’ Bovendien, zo stelt hij: ‘Het hoeft bij lobby niet altijd over achterkamertjes te gaan. Je kunt lobbyen ook definiëren als publiciteit halen over onderwerpen die politieke verandering behoeven. Wij geloven dat je bij politici niet per se met argumenten moet aankomen, maar met publieke druk. Als je schandalen aan het licht brengt, reageert de politiek daar heel sterk op. Al die Kamervragen zijn hetzelfde. Ze beginnen met: “Heeft u gelezen in de krant dat...” Dat is niet voor niets zo. Politici reageren sterk op wat er in de media gebeurt. Daar kun je van vinden wat je wilt, maar het betekent wel dat het voor ons een goed model is om dingen op de politieke kaart te zetten. We lichten consumenten tegelijk ook voor over grote problemen rond voeding.’

Is het misschien ook om budgettaire redenen? Wakker Dier zette uiteindelijk in op radiocommercials. Dat kost meer dan een telefoontje naar een journalist.

Van de Wouw: ‘Oh ja. We hebben ook een fractie van het budget van Wakker Dier. Maar we geloven er ook niet in dat bedrijven er zijn om iets aan gezondheid te doen. De politiek is er voor de volksgezondheid. Vandaar dat er achter onze campagnes altijd een politieke eis ligt; de politiek stelt de kaders en bepaalt de wettelijke grenzen. Daarom staan we ook kritisch tegenover zelfregulering.’

Wie is Sjoerd van de Wouw?

Voordat hij bij Foodwatch startte, werkte Sjoerd van de Wouw (rechts op de foto) 15 jaar voor Wakker Dier. Hij bracht het company campaignen naar Nederland: campagnes waarin retailbedrijven met naam en toenaam werden genoemd als ze in de ogen van Wakker Dier te weinig werk maakten van diervriendelijker oplossingen.

Van de Wouw werd vanwege zijn effectieve campagnes gekozen tot Communicatiemanager van het Jaar 2012.

Wie is Jurjen den Waal

Jurjen de Waal begon net als Sjoerd van de Wouw in 2014 bij Foodwatch. De Waal houdt zich er vooral bezig met de bescherming van consumentenbelangen rond grote internationale handelsverdragen, zoals TTIP en CETA.

 

Foodwatch scoorde onlangs flink met het bericht dat aardbeien pesticidebommen zijn op basis van onderzoek van de NVWA. Trouw bracht het groot. Is dat een voorbeeld hoe Foodwatch werkt? Onderzoek insteken bij een redacteur?

‘Wij hebben die gegevens inderdaad aan Trouw gegeven. Maar het ging ons niet om aardbeien. Wij zijn met de NVWA-gegevens over residuen van pesticiden in gojibessen naar buiten gegaan. Na overleg met Trouw hebben we dat aan hen doorgegeven. Zij zijn vervolgens naar die aardbeien gaan kijken. Dus ja, wij hebben ze getipt, maar ze zijn zelf op onderzoek uit gegaan en hebben hun eigen journalistieke afweging gemaakt.

‘Om in de media te komen, moet je het vertrouwen van journalisten hebben. Want die hebben de tijd niet om alles te checken. Dus als de feiten niet kloppen, kom je de media niet in. En als je één keer fout zit, lig je er jarenlang uit. Het moet goed onderbouwd zijn en het juiste punt raken.

‘Het is een mix tussen duidelijk zeggen waar het fout gaat, maar wel de goede snaar raken. Ons punt bij de aardbeien was het verschijnsel van de ‘cocktaileffecten’. Als we alleen hadden gezegd: op aardbeien zitten heel veel residuen, had het niet zo goed gescoord.’

Bij Wakker Dier koos je voor een beperkt aantal onderwerpen waarmee je snel resultaat behaalde. Bij Foodwatch richt je je op meer onderwerpen en kies je voor politieke beïnvloeding. Dat is een zaak van meer geduld. Lastig, lijkt me. Je wilt dingen snel veranderen.

‘Het is maar net hoe je het ziet. Je kunt zeggen: Foodwatch holt van gojibes naar aardbei, maar door steeds te laten zien waar het fout gaat met residuen van pesticiden, komen er op zeker moment structurele oplossingen. Je schetst een kader, net als bij die plofkip. Mensen gaan nadenken: hé, daar is wat aan de hand. En dat zie je ook; er was in het weekend veel publiciteit rond de aardbei en twee dagen later komen er vragen tijdens het vragenuurtje in de Kamer. En dan doet de minister toezeggingen: de informatie op de website van het Voedingscentrum moet worden aangepast. Dat is echt een ad hoc-oplossing, typisch het politieke pleisterplakken. Want van het feit dat het Voedingscentrum een paar zinnen op de website verandert, gaan bij ons de champagneflessen niet open. Maar als wordt gezien dat de overheid twee keer zo hard gaat lopen als het gaat om die cocktaileffecten, als het toezicht daarop in de wet verankerd wordt, dan heb je iets bereikt. Twaalf jaar na de eerste belofte overigens.’

Ook die plofkip stond er niet in één dag, zegt Van de Wouw terugblikkend. ‘Daar hebben we elke keer vanuit een andere invalshoek – voetzweren, kreupelheid, de kiloknallercampagne – hetzelfde onderwerp in gefietst. Dat kun je rond aardbeien ook doen. Je krijgt feeling met een onderwerp. Je ziet op zeker moment waar je echt iets kunt bereiken. Dat is iets wat groeit.’

Je zegt dat Foodwatch zich primair op de politiek richt. Maar met het Gouden Windei (prijs voor de meest misleidende reclame in de voedingsindustrie, RM) richt je je toch op bedrijven?

‘Ik zie dat Windei breder. Het gaat ons niet om die kandidaten. Het gaat erom dat er in Nederland heel weinig geregeld is rondom misleiding. De NVWA zegt letterlijk op haar website dat ze klachten over misleiding niet in behandeling neemt, omdat het geen gezondheidsprobleem is en daarmee geen prioriteit heeft. Daarmee geven ze letterlijk een vrijbrief aan fabrikanten. Het gaat dus meer om bewustwording dan om company campaignen. De reactie van het publiek op die genomineerde producten is altijd: wat die fabrikanten beweren is absurd. Dus als bedrijf A genomineerd is voor die prijs, dan zal het denken: “Wij zijn de klos, wij gaan ons product of onze marketing aanpassen.” Maar wij zijn niet zo naïef dat we verwachten dat er op die manier veel verandert. Want bedrijf B en C gaan gewoon door. Uiteindelijk is het ons doel dat er wetgeving komt om al die onzin op verpakkingen te kaderen. Maar soms pakken we wel door. Of we ze nu allemaal gaan aanschrijven? Dat is intern wel een punt van discussie. Wat we willen laten zien is: dit is allemaal mogelijk binnen de Nederlandse situatie. De wet schiet tekort en de wetten die er zijn worden niet gehandhaafd. En dat wordt openlijk gecommuniceerd door de NVWA.’

De Waal: ‘Politici zeggen vaak: we willen het wel, maar het kan niet. Want wij horen van bedrijven dat jullie eisen onrealistisch zijn. Maar als bedrijven wel meegaan met de kritiek en dingen aanpassen, is dat een sterk argument naar de politiek. Veranker het in de wet, het kan wel.’

Ga je nu wel of niet wat meer actievoeren op de wijze van Wakker Dier. Ik hoor daar nu steeds verschillende geluiden over.

Van de Wouw: ‘Misschien. Maar misschien ook niet.’

De voedingsbranche wil het wel graag weten.

Van de Wouw: ‘Ik ben campaigner, geen directeur. Dat zijn geen keuzes die ik maak. Het is ook geen vaststaand model dat je uit de kast kunt trekken. Soms is het een beter, soms het ander.’

Waar vind je dat de wereld nog verbeterd moet worden?

Van de Wouw: ‘Ik kan nu alle lopende campagnes opnoemen, maar dat is een beetje saai. Een overkoepelend probleem is de enorme macht van bedrijven. Er zijn veel meer lobbyisten dan Europarlementariërs en het merendeel werkt voor het bedrijfsleven. Ik liet laatst op een bijeenkomst een grafiek zien waarin het communicatiebudget van Coca-Cola werd afgezet tegen ons campagnebudget. Zo bezien doen we het best aardig. Wij komen natuurlijk op voor consumentenbelangen dus dat is onze winst. Maar we maken ons daar wel zorgen over. De politiek moet voor een belangrijk deel zijn informatie uit lobby vandaan halen. Als dat heel ongelijk is, komt er geen gewogen besluit uit. Het gaat er niet om dat ze het altijd met ons eens moeten zijn. Wij komen ook op voor een belang – het consumentenbelang – maar het is nu zo scheef.’

Dus moet je slim schaken. Of nadrukkelijk tamboereren op een paar grote onderwerpen. Suikertaks bijvoorbeeld.

‘Dat is een mooi voorbeeld. In Engeland was daar veel discussie over. Dan zegt de frisdrankindustrie: als die er komt, stoppen wij met onze investeringen. Dan zie je onmiddellijk dat de politiek aarzelt. Want dat kost de Britse samenleving veel geld. Maar, zegt men dan, politici kunnen toch wel beslissen op basis van feiten? Welke feiten? Die zijn vrijwel allemaal gefinancierd door de frisdrankindustrie. De laatste tien jaar zie je dat de politiek zich steeds verder terugtrekt uit de financiering van wetenschappelijk onderzoek. Samenwerking met het bedrijfsleven is het alternatief. En zo krijgt het bedrijfsleven een enorme vinger in de pap van de wetenschap. Veel onderzoek – bijvoorbeeld rondom suiker – wordt gestuurd door het bedrijfsleven. En onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek leidt tot wezenlijk andere resultaten dan door het bedrijfsleven gefinancierd onderzoek. Dat is een groot probleem.’

De Waal: ‘Daarom houden we een pleidooi voor transparantie. Of het nu gaat om lobby of om wetenschappelijk onderzoek. Dan kun je zien wie het onderzoek heeft betaald en hoe wetgeving tot stand is gekomen. Je kunt dat in je besluitvorming meenemen. Wie heeft met wie gesproken en wie heeft wie betaald? Dan zie je dat het proces niet altijd helemaal zuiver is. Dat noemen ze het sausage principle, het frikandelprincipe. Hoe meer je weet wat erin zit, hoe minder smakelijk het wordt.’

Ook onafhankelijk onderzoek hoeft niet te kloppen. Hoe weet jij dat jouw feiten juist zijn?

Van de Wouw: ‘Dan mis je wel de kern. Wetenschappelijk onderzoek spreekt zichzelf wel eens tegen. Maar als dat vanuit een integere instelling gebeurt, is dat niet zo’n probleem. Als er niet-integer onderzoek bij zit, vergroot je de verwarring. Het onderzoek dat de positieve effecten van kunstmatige zoetstoffen aantoont, is vrijwel allemaal gefinancierd door het bedrijfsleven. Het standpunt van het Voedingscentrum komt rechtstreeks uit onderzoek gefinancierd door ILSI, de wetenschappelijke tak van voedingsmiddelenbedrijven. Daarvan heeft de WHO gezegd: daar willen wij niets mee te maken hebben, want dat is niet onafhankelijk.’

Wat is nu de meest urgente zorg?

Van de Wouw: ‘Een grote zorg zijn die 1.200 nieuwe diabetespatiënten die er elke week in Nederland bijkomen. Dat is mede een gevolg van de obesogene omgeving, waarin consumenten van alle kanten worden verleid en misleid om ongezond te eten. Het wordt tijd dat de overheid ingrijpt.’

Is dat niet de verantwoordelijkheid van de burger?

Van de Wouw: ‘Nee. Want als je ziet dat dit zo fout gaat, kun je dat niet afdoen met: het is je eigen verantwoordelijkheid. Dan moet je als minister niet klagen als de zorgkosten uit de hand lopen. Het is echt niet altijd zo geweest dat driekwart van de producten in de supermarkt processed foods waren. Dat er koekjes van Bolletje zijn met Nijntje op de verpakking of chocoladepasta voor kinderen vanaf acht maanden. ‘Goed voor je kleintje’, staat erop.’

Toch zie je veel bedrijven hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen.

Van de Wouw: ‘Wij vinden niet dat het bedrijfsleven per definitie slecht is. Bedrijven willen gewoon winst maken. Ze willen mensen niet ongezond maken. Maar het is ook niet zo dat ze mensen gezond willen maken, al wordt dat vaak wel gezegd in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dat doen ze als het ze goed uitkomt. En als het ze niet goed uitkomt, doen ze het niet.’

Je gelooft niet in intrinsieke motivatie? Topmannen die in hun vrije tijd waterputten slaan?

‘Dat is toch vooral windowdressing. Kijk naar Unilever, die hebben zich jarenlang op de borst geklopt op het gebied van mvo en dan dreigt er een vijandelijke overname en hup, dan kan het zo omkeren. Dat klinkt negatiever dan ik het bedoel, het is de realiteit. We pleiten ook helemaal niet voor een soort communistisch model.’

Consumenten eisen duurzame producten, dus bewegen bedrijven die kant op.

‘Ja. Dat betekent dus dat het in het verdienmodel is gekomen. Suikervrij is de groeimarkt. Als de frisdrankindustrie winst maakt door minder suikervrije producten op de markt brengen, dan doen ze dat. Als het geld oplevert wanneer je je klanten gezond houdt, dan is dat de weg. Het klinkt cynisch, maar is best positief als je er goed over nadenkt.’

FOTO: DUCO DE VRIES

premium

Word lid van Adformatie

Om dit artikel te kunnen lezen, moet je lid zijn van Adformatie. 15.000 vakgenoten gingen jou al voor! Meld je ook aan met een persoonlijk of teamabonnement.

Ja, ik wil een persoonlijk abonnement Ja, ik wil een teamabonnement
Advertentie