Tekst: Ginette Lavell
Hij is bijna 50, heeft zijn wilde haren flink laten wapperen en runt met liefhebbende vrouw een succesvol reclamebureau. Toch lijkt Freek (Daniel Boissevain) niet tevreden. Als hij de mooie jonge Alberta (Jamie Grant) ontmoet, kiest hij ervoor om nog één keer uit de band te springen.
Tegen zijn vrouw zegt hij dat hij in retraite gaat om ‘tot zichzelf te komen’, maar in feite gaat hij met Alberta naar het gelijknamige gebied in Canada. De wildernis opzoeken, eindelijk de ruimte om zijn ‘oer-ik’ en creativiteit de vrije loop te laten.
Maar het pakt anders uit: hij blijkt toch niet zo’n survivor als hij zelf had gedacht. De veel jongere Alberta is beter bestand tegen het buitenleven en Freek ontdekt hoe afhankelijk hij eigenlijk is van andere mensen.
Is-dit-alles-gevoel
Het verhaal gaat over een man ver buiten zijn ‘comfortzone’, verduidelijkt scenarist en co-regisseur Erik Wünsch.‘Over hoe succes vaak toeval is, en per definitie afhankelijk van anderen: de mensen om je heen. En over de vraag wat je nog voorstelt buiten je eigen biotoop.’ Collega Eddy Terstall: ‘Denk: Mark Rutte op de Noordpool.’
Dat hoofdpersonage Freek een reclameman is, berust op toeval. Nou ja, toeval... Wünsch: ‘Die man moest toch een beroep hebben. Een creatief beroep waarin hij succesvol is. En dan moet je hem dat succes, ook al komt het hem aanwaaien, ook nog een beetje gunnen. Een bankier is niet creatief genoeg en gun je niks, een kunstenaar is van zichzelf te vrij. Een architect was nog een optie. Maar van de reclamewereld weten we toch meer en konden we dus beter de details invullen. Vandaar een reclameman.’
Freek worstelt met het grote ‘is-dit-alles’-gevoel. Terstall: ‘Hij denkt dat vroeger alles creatiever was en wil die bevlogenheid terug.’
Het is erg verleidelijk om ‘Alberta’ als een afrekenfilm te zien, een film die gaat over de frustraties van de ingekaderde creativiteit die onlosmakelijk is verbonden met reclame maken. Maar dat is het beslist niet, benadrukken de makers. Wünsch: ‘Het is geen pamflet. Het gaat om de menselijke factoren.’
Al komt er wel een scène in voor die veel reclamemakers zullen herkennen. Over hoe een goed idee een stille dood sterft door toedoen van de klant. In de film vertaalt dat zich in een scène waarin een pizzaklant met een obsessie voor een van de ingrediënten elk goed concept in de weg zit.
Wünsch haast zich om erbij te vermelden dat ‘niets in deze film berust op de werkelijkheid’. (Wünsch maakte ooit bij S-W-H bekroond reclamewerk voor Domino’s pizza – red).
Deze scène en de rol van de reclamewereld zijn slechts dragers van het grotere thema, zeggen Terstall en Wünsch in koor: menselijke onhandigheid, dynamiek tussen personen, psychologie.
Berg en dal
Alberta is de tweede film van het duo Wünsch-Terstall. Eerder dit jaar kwam ‘Meet me in Venice’ uit, een muzikale ‘railmovie’ die onlangs op het Woodstock Film Festival in New York twee World Cinema Awards won: Best Film en Best Actress (Roberta Petzoldt).
Hoe kenmerkt hun samenwerking zich? Terstall tegen Wünsch: ‘We zitten met veel dingen op één lijn, zoals humor. Maar mijn humor mag misschien droog zijn, die van jou is ultra-droog.’
En met z’n tweeën regisseren is minder zwaar vertelt Terstall. ‘Bij deze productie hebben we de taken nog meer verdeeld. Was ik op de berg, was hij in het dal. Letterlijk bedoeld overigens. En het is ook heel nuttig om af en toe van de set te kunnen lopen terwijl je weet dat het dan gewoon allemaal nog draait. Je kan dan even je hoofd vrij maken en met een heel nieuw inzicht terugkomen.’
Alberta is ‘best een grote film’, vindt het duo. Daarmee bedoelen ze het aantal filmdagen, de inzet van figuranten en dieren en het filmen op exotische locaties. Een heel verschil met de eerdere Terstall-films die zich nooit buiten Amsterdam (lees: de Jordaan) begaven.
Ook zit er in Alberta een opvallende ‘niet-Eddy scène’, vertelt Wünsch, namelijk een echte shoot-out. ‘Eddy moest wel even slikken toen ik dat opperde.’
SpinAward voor Twitflix
De samenwerking tussen de twee regisseurs vloeide voort uit de digitale campagne die Wünsch bedacht voor de crowdfunding van Terstalls film ‘Deal’. Onder de noemer ‘Eddy’s Twitflix’ konden donateurs een ultrakorte film bestellen.
De actie werd snel opgepakt door verschillende media, met als resultaat dat er een bedrag werd binnengehaald dat zes keer hoger was dan het beoogde budget.
Zo kon Terstall in plaats van een korte film een volwaardige speelfilm produceren. De actie won in 2012 een Zilveren SpinAward voor beste onlinecampagne.
Wat was voor oud-reclameman Wünsch de grootste verrassing van het filmmaken? Wünsch: ‘De intensiteit waarmee je het verhaal beleeft. Je bent echt iets aan het maken en je raakt heel erg begaan met de personages. Het is een huis dat je zelf optrekt. Bij reclamewerk is wat je maakt voor de adverteerder.
‘Een overeenkomst met reclamewerk is dat het geloofwaardig moet zijn. Dat het over mensen van vlees en bloed gaat. Oké, er kunnen gekke dingen gebeuren, maar het moet wel echt zijn.’
Terstall: ‘Wat dat betreft passen we ook goed bij elkaar. Wij vinden alle twee de personages belangrijker dan het plot.’ Wünsch: ‘Het plot is het excuus om mensen tot leven te wekken. Het gaat niet om het gekke verhaal, maar om de drijfveren en emoties van de personages.’
Een punt achter reclame
Alberta is op dit moment nog volop in productie. De beelden zijn geschoten, nu komt de edit-fase. Te beginnen met de ‘harakiri-edit’, zoals Terstall het beeldend noemt: de killing van je darlings. Naar verwachting komt de film eind volgend jaar uit.
En het duo is al bezig met een volgende productie, in opdracht nog wel. Een film waarin een rol is weggelegd voor de ‘Bourgondische kant’ van Zeeland.
Is dat niet toch een beetje reclame? Nee, zeggen ze resoluut, want ze hebben alle vrijheid.
Terstall: ‘De productie wordt betaald door ondernemers die dit gebied graag onder de aandacht willen brengen. Die geldstroom bepaalt alleen het decor. Het verhaal en de uitvoering bepalen wij.’
Reclame maken in de traditionele zin is volledig verleden tijd voor Erik Wünsch: ‘Het reclamevak gaf mij enorm veel ruimte om te doen wat ik leuk vind: conceptueel nadenken en de ideeën die dat oplevert uitvoeren. Maar ik heb er nu echt een punt achter gezet.’
Het mede door hem opgerichte bureau One Big Agency is in handen van partner Peggy Stein en Wünsch richt zich volledig op het maken van films (One Big Agency is overigens wel co-producer van de film). Het meest aantrekkelijke aan zijn nieuwe metier vindt bij toch wel het ‘alleen maken wat je zelf mooi vindt, samen met de mensen die je zelf uitkiest’.
Is reclame maken dan echt helemaal verleden tijd? Nou, misschien, heel misschien wil hij nog wel een keer een uitzondering maken voor de juiste klant. Wat dat inhoudt? ‘Een klant die het leuk vindt om zich te laten verrassen en die écht vertrouwen in je heeft. Dat is cruciaal. Zonder vertrouwen kun je geen mooie dingen maken en blijf je in het compromis hangen.’
Ook in film:
Kramer en Koopal
Erik Wünsch is niet de enige reclamemaker die overgestapt is naar film. Ook Johan Kramer (de Kramer in KesselsKramer) en Diederick Koopal (de Ko in Neboko) switchten van 20 seconden naar avondvullend.
Kramer kreeg de filmsmaak te pakken toen hij in 2003 de documentaire ‘The Other Final’ filmde. In 2004 verliet hij KesselsKramer om zijn eigen (niet-reclame) projecten te gaan maken. In 2010 maakte hij de speelfilm ‘Johan Primero’, een ‘modern sprookje’ over een obsessieve Barça-fan. Overigens maakt Kramer ook nog steeds commercials, vorig jaar liet hij Tina Turner nog jodelen in een spotje voor Swisscom (bureau: Heimat).
Diederick Koopal heeft twee speelfilms op zijn naam staan: ‘De Marathon’ (2012) en de André Hazesfilm ‘Bloed, Zweet en Tranen’ (2015). Beide films waren goed voor drie Gouden Kalveren.
Koopal is minder stellig in zijn afscheid van de reclame dan Wünsch: ‘Ik heb niet echt keihard afstand van reclame genomen. Vorig jaar heb ik ook nog een commercial geregisseerd, met Sylvester Stallone nog wel (McCann-commercial voor Remia Real American BBQ Sauces - red.). Maar films maken staat nu voorop.’
Koopal moest zichzelf wel ‘opnieuw uitvinden’. ‘Het maken van een film is een heel complex proces, waar heel veel bij komt kijken. En tot mijn prettige verrassing kon ik dat goed aan.’ Gefocust zijn én tegelijkertijd multidisciplinair, dat zijn vaardigheden die van pas komen bij zowel een creatief directeur van een reclamebureau als een regisseur van een speelfilm.
‘Je moet aan het team bouwen en een lange adem hebben. In de reclame ben je na drie of vier maanden wel klaar met een project. Aan een film werk je een jaar of zelfs jaren.’
Het grootste verschil met reclamewerk is het doel, zegt Koopal. ‘Ik hoef geen product te verkopen, ik bén het product. Dat wil zeggen: het doel is een film te maken zoals ik die zelf het liefste wil zien.
'Alle verantwoordelijkheid ligt bij mij. Dat geeft een enorme vrijheid. Maar natuurlijk ook een last. In feite ben ik nu mijn eigen opdrachtgever. En een opdrachtgever met maar één doel: een goed verhaal zo mooi mogelijk vertellen.’
Koopal is nu bezig met vijf filmprojecten, ‘allemaal eigen ideeën’. Maar of ze allemaal ook gerealiseerd worden, ‘daar heb je soms ook een beetje geluk voor nodig’.
Dit artikel staat in Adformatie 23 (13 november 2015)