Mag ik nog een oliebol?
Zo’n nieuwjaartoespraak geeft altijd een aardig inkijkje, vind ik. Je komt nog eens wat te weten over de omgangsvormen binnen een bedrijf, gemeente of ministerie. Met name kun je aan zo’n toespraak betrekkelijk secuur af lezen hoe hoog communicatie aangeschreven staat. Doet het er toe of niet?
Hoe serieus neemt een baas (m/v) z’n medewerkers? Geeft hij een richting aan of volstaat hij met enkele algemeenheden? Is het een praatje voor de vaak? Of gaat hij er ‘ns goed voor staan? Hoe open is hij? Hoe inspirerend? Loopt z’n speech over van zelfvoldaanheid? Hoe gaat hij met negatieve berichten om?
Jaar in, jaar uit zie je steeds weer dezelfde fouten.
De meest voorkomende is wel dat bazen - burgemeesters niet minder dan directeuren - te veel boodschappen tegelijkertijd willen communiceren. Sommige toespraken zijn zelfvoldane opsommingen van wel zesentwintig hoogtepunten (telde ik). Of iemand in de zaal door al die bomen het bos nog zag, vermeldt de gemeentelijke nieuwsbrief niet…
Hoe relevant zulke prestaties zijn vermag ik niet te beoordelen. Maar er zou al heel wat gewonnen zijn als de baas-in-kwestie aangaf of bereikt is wat moest worden bereikt.
Zelfkritiek is in het algemeen niet de opvallendste karakteristiek van nieuwjaarstoespraken. Waarom moet het allemaal zo geforceerd positief zijn? Tot op ongeloofwaardige af? Mijn indruk is dat vaak - ik kan het van buiten niet allemaal goed beoordelen natuurlijk - dingen niet bij hun naam worden genoemd.
En waarom zijn er zo veel verrekte saaie, ontoegankelijke speeches?
Als een nieuwjaarstoespraak een goede gelegenheid is de balans op te maken, een paar hoofdlijnen te trekken en na de champagne je mensen, bij voorkeur geïnspireerd, weer aan het werk te zetten, is er - zo meen ik na het doorbladeren van zeventien, pardon achttien speeches - voor communicatie nog wel wat werk aan de winkel…
Mag ik nog een oliebol?
Plaats als eerste een reactie
Ook een reactie plaatsen? Word lid van Adformatie!