Het bepalende moment dat Paul Gremmen van een ‘gewone’ wielrenner de omslag maakte tot een ultrasporter was in 2015, toen hij besloot met vier vrienden naar de Mont Ventoux in Frankrijk te fietsen, een rit van ruim duizend kilometer. Het werd een ontdekkingsreis, in alle opzichten. ‘Het was zo’n prachtige rit, iedere dag veranderde het landschap, en dat met een paar vrienden op de fiets die een avontuur beleefden. Dat vond ik zo leuk, dat ik het jaar erop dacht: ik wil nog zoiets doen. Dat betekent dat je anders moet gaan trainen, lange stukken op een tempo dat je heel lang kan vasthouden. Dat was het begin.’
De officiële naam voor de sport die de oprichter en eigenaar van bureau Contenture beoefent is het selfsupportive ultra-distance-fietsen. De rijders leggen daarbij in de wedstrijden duizenden kilometers af, verspreid over verschillende dagen. Ze nemen eigen bagage mee, mogen alleen de faciliteiten gebruiken die voor iedereen beschikbaar zijn. Wel het McDonald’s-restaurant, geen eigen volgwagen. Gremmen doet het met twee wielerbroeken en -shirts, arm- en beenstukken, een creditcard, een tandenborstel en een klein slaapzakje. Eten en drinken koopt hij bij tankstations en fastfood-restaurants, hij slaapt in pensionnetjes of in de berm. Een slaapmatje neemt hij niet meer mee, je valt van vermoeidheid ook wel direct op de grond in slaap.
De wedstrijden zijn er in verschillende gradaties, de zwaarste waaraan Gremmen meedeed was de Trans America Bike Race, van de westcoast in de VS naar de andere kant van het land, de oostkust in Virginia, een afstand van 6700 kilometer. Hij overbrugde daar zo’n 315 kilometer per dag. ‘Dat gaat door de meest fantastische landschappen, van Yellowstone Park tot de enorme bergen in Colorado.’
Gremmen noemt dit soort ultrawedstrijden spirituele ervaringen die hem terugwerpen op zichzelf en de essentie van zijn bestaan en karakter. ‘De meeste wielrenners hebben moeite met 350 kilometer per dag fietsen. Zeker als dat dag-in-dag-uit doet gebeurt er iets met je. Mentaal en ook fysiek. Je stofwisselingsmotor komt in zo’n hoge stand te staan. In de VS heb ik een keer zes BigMac’s achter elkaar gegeten en dacht daarna: ik heb nog honger. In een wegrestaurant ernaast heb ik vervolgens nog een berg aan pancakes en wat er maar op de kaart stond weggeschanst. Ze noemen het voor niets “eetwedstrijden waarbij je tussendoor fietst”. Het duurt nog weken voordat je stofwisseling weer is genormaliseerd.’
Gremmen zit gemiddeld vijf keer per week op de fiets waarin hij zon 300 kilometer aflegt. Hij past het in zijn leven in. Als zijn zus in Brabant jarig is, gaat hij er op de fiets naartoe, zijn gezin gaat met de auto. ‘Hetzelfde bij mijn ouders die in België wonen. Ik doe bijna alles op de fiets en laat me niet weerhouden door regen of harde wind.’
Ook in het werk voor zijn bureau past hij zijn ultrahobby in. ‘Werk zien we hier als iets wat je leven aanvult, het loopt in elkaar over. Tijdens trainingen denk ik na over projecten, raak ik stress kwijt en krijg ideeën en inspiratie.’
Ook op praktisch gebied zijn het fietsen en werk niet los van elkaar te zien. Voor trainingen en wedstrijden gebruikt Gremmen van oudsher veel data-analyses, van trainingslogboeken en prestatieanalyses tot energieverbruik en -behoefte. Tijdens de wedstrijden is hij de hele tijd aan het rekenen. ‘Ik ben voor mijn sport een datafreak geworden en heb dat meegenomen naar mijn werk.’