Het was het begin van een loopbaan zoals je die zou dromen. Niels van Buren werkte bij ING en maakte er snel mooie stappen. Begin dertig, marketingmanager, de professionele wereld aan zijn voeten. Totdat hij in 2010 een bericht kreeg dat alles op zijn kop zette: ‘Je hebt MS’. Een ongeneselijke ziekte die het zenuwstelsel aantast, en waarvan het verloop grillig en onvoorspelbaar is. ‘Er veranderde veel in mijn leven en ik moest het een plek zien te geven. Ik vond dat erg moeilijk, was bang voor het stempel dat ik opgedrukt zou krijgen: die kan niks. Het heeft best even geduurd voordat ik daarmee om kon gaan.’
Maar Van Buren vond de weg omhoog, ver omhoog. Hij begon bergen te beklimmen, de Kilimanjaro en later – als eerste MS-patiënt ter wereld – de Mount Everest. Hij scoorde er niet alleen veel media-aandacht mee, maar haalde er met de stichting Mission Summit die hij met vrienden had opgericht veel geld mee binnen voor onderzoek naar de ziekte MS.
Ook op werkgebied kwam de verandering. Hij wist lang niet wat hij precies wilde, maar wel dat hij als ondernemer aan de slag wilde gaan. Aan zijn queeste kwam een einde toen hij in 2014 Paul Malschaert tegen het lijf liep.
Van Buren: ‘Ik kende hem van het werk voor ING en was hem een beetje uit het oog verloren. Hij had net voor de crisis zijn contentbureau opgericht om mensen met afstand tot de arbeidsmarkt werk te bieden. Het was hem gelukt door de moeilijke crisistijd heen te laveren, maar winst was er nooit gemaakt en er werkten nog 7 mensen. We raakten in gesprek en op een gegeven moment dacht ik: ik wil hier best instappen. Dat was een enorme stap, voor mij en voor hem. Ik ben in 2014 mede-eigenaar geworden en we zijn gaan bouwen. In die beginfase was het erg zoeken wat de propositie moest zijn. Het bureau was er voor mensen met afstand tot de arbeidsmarkt, maar dat was erg breed. Van de zeven mensen die er werkten waren er 4 met autisme. We wilden meer focussen en dachten: daar gaan we een bedrijf omheen bouwen.’
‘Ja, zo prozaïsch was het. Het is ook een groep waar de meeste organisaties van denken ‘daar kan je niks mee’. 54 procent van de mensen met autisme is werkloos. We wilden laten zien dat het juist heel goed mogelijk is professionele diensten met ze te leveren. We hingen er ook het doel aan om binnen een paar jaar winst te gaan maken. We zijn gaan kijken wat zou kunnen werken en kwam uit op diensten als contentmanagement voor websites en en content migraties. Daar heb je oog voor detail nodig, je moet gestructureerd kunnen werken en kunnen focussen. De kracht van onze mensen is ons uitgangspunt. Dat je met autisme een heel goede data-analist of contentspecialist kan zijn. Dat is namelijk wel de grote les die ik ook door mijn eigen ziekte heb geleerd: je moet van tegenslag een kracht proberen te maken.’
‘Nou, het heeft me geleerd dat ik iemand ben die veel energie kan halen uit tegenslag. Van iets negatiefs iets positiefs kan maken. De diagnose MS is een katalysator geweest om bergen te beklimmen, om de stichting Mission Summit op te zetten, om ondernemer te worden. Ik ben natuurlijk niet blij dat ik ziek ben, dat ik niet weet hoe de toekomst eruitziet en dat er ook geen genezing mogelijk is op dit moment. Dat moet je accepteren. Ik heb keuzes gemaakt die ik anders niet had gemaakt of jaren voor me uit had geschoven. Een beperking neemt iets van je af, maar geeft je ook wat. Dat geldt voor mij en de mensen in ons bedrijf.’
‘Het vraagt dat je het werk en de werkplek aanpast aan de mensen en niet andersom. Dat is het uitgangspunt, dat overigens voor alle bedrijven zou moeten gelden. We hebben gezorgd voor een rustige werkplek, met een rustige akoestiek door tapijt dat er ligt door geluidsdemping aan de plafonds. Iedereen kan noise cancelling-hoofdtelefoons gebruiken als ze willen. We werken wel in een open ruimte, maar de afspraak is dat we zo veel mogelijk de rust bewaren. Als je moet telefoneren, doe je dat op een andere plek. Dat zijn de praktische dingen.’
'We zijn in de aansturing zo duidelijk mogelijk over wat er van iemand verwacht wordt. De teamleider heeft een duidelijk coachende rol en neemt daar de tijd voor. We zijn heel geïnteresseerd in de mensen, we willen weten wat ze nodig hebben om hun werk te doen. We zeggen niet: dit moet je doen, regel het maar. We zeggen: dit moet het resultaat zijn, wat werkt voor jou het beste om dat te bereiken? Sommigen willen dat graag zelf inplannen, de meesten vinden het fijn om de exacte taken te weten. Soms help je ze op een bijna detailniveau met het inplannen van een agenda, wat ze moeten doen op welk moment. Ze mogen dat ook van ons vragen. Verder is er een open cultuur waar mensen zich veilig moeten voelen om zich te uiten, hoe dat dan ook is.'
‘Dat mensen best eens emotioneel uit de bocht mogen vliegen, als dat later bespreekbaar is. Je hoeft je niet in te houden om te zeggen als je iets niet prettig vindt of ergens niet goed in bent. We willen juist dat we dit kunnen delen. We werken veel aan persoonlijke groei en verwachten een hoge mate van deskundigheid. We concurreren met hoogwaardige digitale bureaus. We willen klanten ook hoogwaardige kwaliteit bieden.’
‘Ja, klanten werken niet met ons vanuit een filantropisch idee, en mocht dat al zo zijn, dan willen we niet met hen werken. Omdat mensen met autisme zo recht door zee zijn weten klanten waar ze aan toe zijn. Er zit weinig ruis omheen. Je ziet bij veel bureau dat er veel tijd verloren gaat aan geouwehoer, hier kunnen ze rekenen op mensen die dedicated met hun opdracht bezig zijn en voor het beste resultaat gaan.’
'O ja, dat gebeurt natuurlijk. Wat ik heb moeten leren is om superduidelijk te zijn over wat je van iemand verwacht. Een klant zat eens op een rapport te wachten, ik vroeg een van onze mensen om dat af te maken. Toen ik later checkte of dat gebeurd was, zei hij: ja, het is af hoor. Terwijl die klant nog niks had ontvangen. Ik was vergeten erbij te zeggen dat het rapport ook moest worden opgestuurd. Als je dat er niet expliciet bij vraagt, gebeurt het niet per definitie. Wat ik ook heb geleerd is dat niet iedereen het leuk vindt om over zijn weekend te praten.’
‘Voor mij is dat een soort maatstaf. Als het gezellig op het werk is en de relatie goed, dan vertel je over wat je privé doet. Een aantal collega’s heeft dat helemaal niet, maar vindt het gewoon leuk om in een ruimte met collega’s te werken. Dat is voldoende. De behoeften tussen mensen verschillen. Veel mensen hier hebben geen zin om een praatje over het weer te houden, maar vinden het prettig over inhoudelijke dingen te hebben, over politiek of ruimtevaart.’
‘Extreem veel denk ik. Het is ook wel een droom van me om onze inzichten naar andere bedrijven te kunnen overbrengen. Ik denk dat veel behoeften die mensen met autisme hebben er ook bij andere werknemers zijn. Dat gaat over de aandacht, maar ook over iets als de doorgeslagen inrichting van kantoren, waar mensen zich nauwelijks kunnen concentreren. Dat was allemaal bedacht omdat mensen elkaar zouden ontmoeten wat tot nieuwe creatieve ideeën zou leiden. Het bezorgt alleen maar overlast, terwijl de echte ontmoetingen bij het koffiezetapparaat plaatshebben, niet aan je bureau. Nee, persoonlijker is het niet. Ik zat ook in zo’n kantoortuin bij ING, en had werkelijk geen idee wie er twintig meter verderop zat.’
‘Ja, het vragen aan mensen wat ze nodig hebben om hun werk prettig te doen. Nu moeten medewerkers mee in wat het bedrijf voor ze bedenkt. Als je dat omdraait en het bedrijf zich richt op wat een individu beter laat functioneren, dan heb je een beter presterend bedrijf waar mensen leuker werk hebben. Wij doen dat omdat we wel moeten, veel bedrijven komen ermee weg omdat het toch op een of andere manier wel loopt. Terwijl ze met die aandacht veel succesvoller zijn. Het vraagt wel een open cultuur waarin er ruimte is voor communicatie. Dat is ook zo’n vooroordeel: dat mensen met autisme niet kunnen communiceren. Dat kunnen ze wel, ze doen ze het op een andere manier en verwerken gesprekken misschien anders. Ze zitten hier ook gewoon met marketeers om tafel hoe ze customer journeys gaan inrichten en doormeten. Het is niet zo dat ze achter een gordijntje zitten.’
'Als je het uitgangspunt neemt dat je de omstandigheden zo moet maken dat iedereen mee kan doen zeker. Digitale toegankelijkheid is een enorme klus. De overheidsinstanties moeten hun sites inmiddels toegankelijk hebben, in 2025 geldt dat ook voor een groot deel van het bedrijfsleven. Het gaat erom dat mensen gelijkwaardig toegang tot informatie hebben. We doen audits of websites en apps dat ook bieden voor mensen met één of andere vorm van een beperking. Dat kan enorme consequenties hebben.’
‘Nee, in principe moet iedereen op dezelfde site terechtkunnen. Stel je bent een gemeente waar mensen online een paspoort kunnen aanvragen, dan moet iemand die geen muis kan bedienen dat ook. Je moet dus zorgen dat ze met het toetsenbord de formulieren door kunnen. De informatie moet ook toegankelijk zijn voor mensen die laaggeletterd zijn. Dat houdt in dat alles op B1-taalniveau te begrijpen moet zijn. Veel visueel gehandicapten gebruiken een screenreader, maar die moet wel precies weten waar hij is. Als je als kop alleen een vetgedrukte zin gebruikt, dan wordt die niet als kop herkend. Daar moet een H1 voor. Het voordeel is wel als je dit allemaal op orde bent je gelijk 60% van je SEO hebt geregeld. Google is wat dat betreft de grootste blinde gebruiker.’
‘Inderdaad, als die toegankelijkheid er eenmaal is, is je customer journey en je user experience vele malen beter.’
‘De klachten die ik heb zijn onzichtbaar, gevoelsstoornissen, geen gevoel in mijn handen of benen, vlekken in mijn ogen. Dat herstelt zich allemaal wel weer, hoewel de medicatie wel steeds zwaarder is geworden. Dus ik heb mazzel dat het goed gaat, maar het probleem is dat ik niet weet hoe het gaat verlopen. Het is een soort Zwaard van Damocles dat boven mijn hoofd hangt. Ik ben inmiddels wel zover dat als ik in de toekomst niet meer zou kunnen lopen ik wel het idee heb: ik heb mijn jaren niet verspild.’