Het is elke dag een akelig ontbijtmomentje: de promo voor het Mediaforum, het journalistenpanel op NPO Radio 1. Duidelijk herkenbaar is de stem van Frenk van der Linden, bekend interviewer. De quote waarmee Nederland de dag begint: 'Tegenover elke journalist staan tien voorlichters'.
Wanhoopskreet
De toon is onheilspellend, de strekking overduidelijk. Hier klinkt de wanhoopskreet van een onderdrukte minderheid. De journalist - strijder voor de waarheid - delft het onderspit tegenover het groeiende leger aan jokkebrokken, pootjehakers en spelbedervers. Het wordt hem teveel, hij kan niet meer. Eén journalist op tien voorlichters, waar moet dat heen met de wereld!
Frenk jokt
Mijn stellige overtuiging: Van der Lindens uitspraak is onjuist en onzorgvuldig, Frenk jokt, al is het in commissie. Het beeld van de tien voorlichters die onmiddellijk naar de papiervernietiger rennen zodra er een krant aan de lijn hangt, is een frame dat journalisten maar wat graag in stand houden.
Schuivende Getallen
Maar laten we eens kijken naar de cijfers. Het beeld van de scheefgegroeide verhoudingen in het medialandschap is gebaseerd op een onderzoek van de UvA. Onderzoek van Mirjam Prenger en Frank van Vree uit 2004 en 2010. Titel: Schuivende Grenzen.
Het had beter Schuivende Getallen kunnen heten.
Prullenbak
Was in het eerste onderzoek nog sprake van een verhouding van 1 op 4, (13.000 vs 55.000), zes jaar later bleken er in plaats van de oorspronkelijke 55.000 pr-werknemers ineens ruim 150.000 voorlichters in Nederland rond te lopen. In zes jaar tijd zijn er dus bijna 100.000 bijgekomen. Dat noem je nog eens een snel groeiende beroepsgroep. Mij lijkt het erg ruim bemeten. In NRC Handelsblad verklaart Mirjam Prenger deze communicatie-explosie deels doordat de onderzoekers in 2010 ‘gerichter en zorgvuldiger zijn gaan tellen'. Mooi. Dus de resultaten uit 2004 kunnen sowieso in de prullenbak.
Naar schatting
En hoe zit het nu met die verhouding van 1 op 10? Die is er niet. Volgens Prenger. Of toch? We citeren opnieuw NRC Handelsblad: ‘Prenger schat dat een derde van alle communicatiemedewerkers zich nadrukkelijk op de media richt.' En nu komt het: 'Maar dat is niet onderzocht.’ Aha. Er zijn dus ‘ naar schatting’ 50.000 voorlichters in Nederland die ongeveer 15.000 journalisten bedienen, of zo u wilt: voor de gek houden. Dat is 1 op 3,3 en niet 1 op 10. Maar dat is dus niet onderzocht. Want: ‘Dat bleek enorm door elkaar te lopen’. Dat laatste zegt medeonderzoeker Leendert van der Valk in hetzelfde artikel. Van der Valk weet niet wie er van die 150.000 nu precies met de voeten van de journalist speelt. Dus houdt hij het voor het gemak maar op iedereen. Want ja, je weet maar nooit. ‘Zelfs interne communicatie, gericht op de eigen medewerkers, kan een rol gaan spelen in de media. Zo kan een bedrijf een tevreden werknemer als voorbeeld op televisie presenteren.’
Radar
Dus als je een ontevreden medewerker naar Radar stuurt, dan ben je als bedrijf pas goed bezig. Al het andere is journalistenbedrog. Een beleidsmedewerker communicatie die in zijn plannen ook omwonenden betrekt bij de aanleg van een nieuwe snelweg? Pure pr. Media-oplichterij. Vuil spel van een van die tien. Als we deze redenering doortrekken, dan stel ik voor dat we ook het reclamebureau, de marketeer en - waarom niet - de vormgever meenemen in het groeiende leger dat positieve verhaaltjes en plaatjes rondstrooit over bedrijf en overheid. En dan heb je het toch al snel over 1 journalist op 25 tegenstanders.
Flemen
Zoals er zijn goede en slechte journalisten zijn, zo zijn er verwarde en minder verwarde onderzoekers. En er zijn goede en slechte voorlichters. Het sentiment van journalisten over deze beroepsgroep begrijp ik. Dreigen met niets, schreeuwen om niets, flemen, huilen ('Ik verlies mijn baan als je dit zo opschrijft): ik heb heb alle trucs voorbij zien komen. Gisteren nog sprak ik er een die op elke vraag 'Dat zou kunnen', antwoordde. Maar is het ook zo?, vroeg ik. Ook dat zou kunnen. Het niet terugbellen, het ontkennen, het leggen van een rookgordijn: nog steeds zijn er woordvoerders die van mist hun specialisme maken. Maar het zijn er geen 150.000, zelfs geen 50.000. Al heb ik daar geen onderzoek naar gedaan.
Panklaar stukje
Net als ieder weldenkend mens sla ik de nijpende situatie in de journalsitiek met zorg gade. Ik heb de teruggang de afgelopen jaren van heel dichtbij meegemaakt. Natuurlijk is het prettig werken voor pr-afdelingen als de druk op redacties hoger is. Steeds meer online redacties zijn blij met elk panklaar stukje. Alle clichés zijn waar. Er is veel minder tijd voor onderzoek, minder tijd om bronnen te controleren. Het checken van feiten wil er nog wel eens bij inschieten. Zelfs als dat niet zo veel moeite kost. Zo moge alleen al blijken uit het gemak waarmee Frenk van der Linden en Radio 1 deze onzinquote de ether inslingeren. Als je zo gemakkelijk met feiten omgaat, heb je als journalist helemaal geen voorlichters meer nodig.