Bas Welling van Wefilm bindt strijd aan tegen de Mediawet. Bedrijven die maatschappelijke initiatieven nemen krijgen er niet de credits voor door het ‘dienstbaarheidsverbod’. Dat is niet meer van deze tijd en een slecht signaal, vindt hij.
Het is een schoolvoorbeeld van hoe een onderneming maatschappelijke verantwoordelijkheid neemt. Interpolis zag het aantal fietsongevallen door smartphones toenemen en besloot er wat aan te doen, met verschillende motieven; minder claims leiden tot minder uitkeringen, lagere premies en vooral tot minder persoonlijk leed.
De verzekeraar kwam met een app tegen fietsen met de mobiel en met een campagne, waarvoor het Wefilm van Bas Welling inschakelde. Dit alles leidde tot een videoclip en documentaire met de rapper Snelle, die daarvoor het nummer Smoorverliefd schreef.
De campagne is een enorm succes, Snelles Smoorverliefd stond binnen no time op nummer-1 in de Top 40, werd al ruim 15 miljoen keer beluisterd op Spotify en meer dan 6 miljoen keer bekeken op Youtube. De helft van jongeren van 14 tot 17 jaar die de video zagen, zegt in een onderzoek nooit meer een mobiel op de fiets te gebruiken.
Bas Welling, zo schrijft hij vandaag in een opinieartikel in het FD, viel echter van de ene verbazing in de andere toen hij zag hoe de media omgingen met het bedrijf achter deze succesvolle maatschappelijke actie, Interpolis.
Dienstbaarheidsverbod
Welling: ‘ Eén programma vond het initiatief ‘geweldig’, maar kon er geen aandacht aan besteden omdat het van een commercieel bedrijf kwam. Een journalist gaf aan dat hij dit verhaal zou framen als een initiatief van Snelle, een feitelijke onjuistheid, omdat het anders ‘te onduidelijk voor de kijker’ zou worden.’ Zelfs een commercieel nieuwsprogramma maakte een minutenlang item over de campagne zonder de naam van de initiator ook maar te noemen.
Het probleem ligt volgens Welling in de Mediawet met zijn zogenoemde dienstbaarheidsverbod. Dat stelt dat publiek gefinancierde media “niet dienstbaar mogen zijn aan het behalen van meer dan normale winst door derden”, op straffe van flinke boetes.
Maar hoe stel je dat vast, vraagt Welling zich af: ‘Veel journalisten nemen het zekere voor het onzekere en anonimiseren bedrijfsnamen standaard. De overtuiging lijkt: elke positieve aandacht voor een bedrijf is een vorm van verkapte reclame, en daar doen wij niet aan mee.’
Hard aanpakken
Het verbod impliceert volgen Welling dat bedrijven altijd uit zijn op pure commercie, en dat enkel de overheid het maatschappelijk belang dient. Dit zwart-wit denken past niet meer in deze tijd, vindt hij. Het leidt tot een cultuur waarin media bedrijven wel graag hard aanpakken – met naam en toenaam - op hun fouten, maar hun naam niet noemen als die positief bijdragen.
Welling: ‘Zoals KPN dat met de vloggerreeks ‘Evert_45’ de Tweede Wereldoorlog invoelbaar maakt voor een jonge generatie; een campagne die op elke basis- en middelbare school zomaar een vast onderdeel van het lesmateriaal zou kunnen zijn. Een bijdrage die de publieke zaak dient, maar niet kan rekenen op de publieke erkenning die daarbij hoort.’
Juist de overheid, die bedrijven oproept om maatschappelijke betrokkenheid te tonen, werpt de drempels op met zijn wetgeving. Dat is wrang volgens Welling omdat juist publieke erkenning belangrijk is om andere bedrijven te stimuleren. De mediawet moet meer ruimte bieden aan dit soort waardevolle initiatieven
Uiteraard, reclame hoort thuis in het reclameblok, schrijft Welling, en er zijn nog steeds veel merken voor wie alleen verkoopcijfers tellen. ‘Mijn ervaring is dat journalisten uitstekend in staat zijn het (commerciële) kaf van het (maatschappelijke) koren te scheiden, maar daarin nu gehinderd worden door een achterhaalde wet.’
Reacties:
Ook een reactie plaatsen? Word lid van Adformatie!