De Nederlandse ontwerper Maarten Baas is wereldberoemd met zijn serie verbrande designklassiekers, genaamde SMOKE. Daarnaast zocht hij de randen van het domein op met zijn gekleide meubilair in kinderstijl en ‘levende’ klokken, waarin een mannetje de wijzers steeds handmatig verplaatst. Baas opereert met deze werken op het snijvlak van kunst en design. En tussen autonomie en commercie.
'Op verschillende manieren. Ik was eigenlijk in alles geïnteresseerd; dingen maken, theater, schrijven. Net als nu werkte ik met verschillende disciplines. Ik was niet per se een maker, maar vond voor al mijn interesses wel een toepassing. Dat is altijd zo gebleven.'
'Ik denk dat ik in dit soort dingen wel bovengemiddeld goed was, maar nergens blonk ik in uit. Het is de combinatie. Ik vind het eigenlijk het leukst om een expositie te maken waarin een heleboel dingen samenkomen. De link tussen mijn jeugd en nu is dat ik vroeger de regels altijd bevroeg. Als een docent een regel had, dan ging ik er net zo lang in porren tot ik de regel omzeild had, maar er wel aan voldeed. Daarmee stelde ik de oneigenlijkheden van de regels ter discussie.'
'Ja, zeker toen ik wat ouder was. School is sowieso een heel raar systeem. Toen ik zeven was en voor het eerst naar de basisschool ging, heb ik overwogen om een gesprek met de directeur aan te vragen; ik wil van school af, hoe gaat dat in z’n werk? In zekere zin doe ik dat nog steeds, wetmatigheden omdraaien om te zien wat er dan overblijft. Het tegelijk bevragen aan en deelnemen aan het systeem.'
'Veel dingen interesseerde me, maar ik vond dat ik nergens écht iets te zoeken had. Toen kwam ik er per toeval achter dat er ook zoiets was als het ontwerpen van dingen. Het fijne van ontwerper zijn ten opzichte van een autonoom kunstenaar die álles mag doen, is dat er bij toegepaste kunst nog bepaalde regels zijn. Een stoel, bijvoorbeeld, daar moet je in ieder geval op kunnen zitten, maar met de rest van de regels kun je spelen. Al beweeg ik tegenwoordig met mijn werk steeds meer richting autonoom werk.'
'Ik heb qua toegepast werken wel ongeveer gezegd wat ik te zeggen. In dat domein heb ik een aantal werken gemaakt waar ik tevreden over ben, die lopen wel door. Daar hou ik ook wel van, dat ik een fabriekje heb waar ik dingen kan reproduceren en geld mee kan genereren. Met dat geld kan ik weer nieuwe dingen maken.'
'Het meest verdien ik met mijn klokken. Die zitten tussen kunst en design in.'
'Mijn nieuwste projecten zijn altijd mijn lekkerste projecten. Maar ik heb het allebei nodig; een doorlopende serie voor het financiële verhaal en daarnaast de spannende projecten, waarvan ik wakker kan liggen. Op het moment dat ik wakker lig is het helemaal niet zo fijn, maar ik heb het wel nodig om de spirit erin te houden. Maar om er 24/7 mee bezig te zijn, daar word ik ook weer niet gelukkig van.'
Als je iets doet dat je 100% gaaf vindt, is dat succesvoller dan iets doen wat je niet prettig vindt
'Er was een echte scheiding op de academie van mensen die het niet goed en wel goed vonden, maar gelukkig gaven een paar docenten die het als belangrijk werk bestempelde de doorslag. Ik had zelf niet helemaal door wat het teweeg zou kunnen brengen. Maar daarna spraken ook anderen hun waardering uit, waaronder Marcel Wanders en Murray Moss, die een beroemde galerie in New York had.'
'Dat was een heel hectische tijd, omdat je in één keer aan de bak moet om een bedrijf te starten. En dan zijn er allemaal dingen die je tegelijk moet doen. Een ruimte huren, een ruimte uitzoeken…'
'Ja, en dan moet je mensen vinden. En daarmee moet je kunnen samenwerken. En die moeten betrouwbaar zijn. Voordat je een club mensen hebt, ben je ook weer een tijdje verder. En je moet het allemaal zelf doen. En toen bood Murray Moss mij ook nog een solo-expositie aan; 25 stuks met een deadline die ik zelfs tegenwoordig al bijna niet zou kunnen halen. In februari ontmoette ik hem en in april moesten de werken op de boot staan – allemaal verbrande design klassiekers.'
'Ja, hij was ook een hele goeie curator. We hebben elkaar jarenlang heel erg uitgedaagd in ideeën. Ik wilde een keer een muziekinstrument verbranden, bijvoorbeeld, en dacht aan een gitaar. Dan zei hij; dan moet je een piano doen. En zei ik weer; dan moet het een vleugel zijn! Uiteindelijk werd het een Steinway-vleugel. Dus we zaten elkaar op te pompen.'
'Ja, zeker. Zowel een interne druk als een externe druk. Dat vind ik eigenlijk best een moeilijk punt aan de sfeer op zo’n academie. Als je iets ook maar één keertje iets herhaalt, dan gaat je kop er meteen af. Ik vind dat we veel meer moeten omarmen dat je dingen langzaam ontwikkelt, zodat ze beter worden. Ik had me ook helemaal toe kunnen leggen op dat verbranden en er tot m’n 80ste mee door kunnen gaan, zonder dat ik me zou herhalen.'
'Nou, niet echt. Ik dacht volgens mij gewoon; dit is toch mooier dan de meeste meubelen die we om ons heen zien. Het is overigens typisch iets dat ik niet gedurfd had om te maken als ik nog op de academie had gezeten. Er zit eigenlijk geen verhaal in. Het is een soort anti-academische statement; ik ga gewoon lekker kleien.'
'Ja, het ergste dat kan gebeuren is meestal niet zo erg. Als je iets doet wat je niet prettig vindt en het is succesvol, dan heb je daar niets aan, want je vindt het niet leuk om te doen, maar vervolgens vraagt men je om het vaker te doen. Als je iets doet dat je 100% gaaf vindt, dan is het allerslechtste dat kan gebeuren dat het niet succesvol is. Dat is nog steeds leuker dan dat andere scenario.'
'Het is denk ik een beetje gelijk gebleven bij mij. Maar doordat het in het begin een paar keer raak was met in het diepe springen, en het ook goed werkte, werd ik beloond voor mijn durf. Dan heb je makkelijk lullen natuurlijk, maar sindsdien kan ik me makkelijker daaraan vasthouden.'
'Het is altijd een balancing act, want natuurlijk schijt je van onzekerheid. Je bent onontgonnen gebied aan het ontginnen, dus dat is altijd een onzeker proces. Maar niemand is ermee geholpen als je je twijfel erover uit. Als je het niet met verve over het voetlicht brengt, dan weet je zeker dat het voor niets is.'
Ik zou bij god geen architect willen zijn.
'Sommige bedrijven hebben en pot geld en geven je carte blanche. Al wil een merk als Swarovski natuurlijk wel dat je iets met hun kristallen doet. Bij Hermes heb ik het voor elkaar gekregen om in hun flagship store in Shanghai een etalage te maken waarbij ik allemaal Hermes-tasjes aan stukken worden gescheurd door mechanisch monsters. Een soort fashion victom-achtig statement. Het was even slikken voor ze, want dat is niet hoe ze hun tasjes normaal verkopen, maar ze hebben het toch maar gedaan.'
'De opdracht was; het moet op de ansichtkaart van Eindhoven komen. Dat vond ik een beetje plat. Dus zo kwam ik op deze platte oplossing. Maar het is wel heel erg zoeken geweest, omdat er in de architectenwereld met zo veel andere factoren meespelen. Dat was wel een uitdaging.'
'Ja, man, ik zou bij god geen architect willen zijn. Dat is waarom ik mijn eigen bedrijf heb, dan heb je de dingen 100% zelf in de hand. En niet al die commissie die ergens iets van moeten vinden. Net alsof ik weer in de schoolbanken zit.'
'Nee, als je het hebt over onzeker en zeker, daarvoor ben ik er te onzeker over.'
'Ik vind het prettig als mijn werk begrijpelijk is voor een grote groep. Ik wil niet in abstracte kunst vervallen. Ik zeg weleens dat zowel een kind van twaalf als een museumdirecteur, die doorgestudeerd heeft, het moeten begrijpen. En als ik dat kan doen met voldoende vrijheid en nieuwe uitdagende werken kan maken, dan vind ik dat het wel leuk voor mekaar is.'
In de serie Creative Achievers gaat Wouter Boon op zoek naar de geheimen van creatief succes. Luister naar het volledige interview met Maarten Baas via creative-achievers.com of een van de andere bekende podcastplatforms.