Laat je niet in de luren leggen door de frames die ‘gig bedrijven’ als Uber, Deliveroo en Foodora doelbewust inzetten. Communicatieprofessor Joep Cornelissen en dr. Magdalena Cholakova van de Erasmus Universiteit zeggen het wat academischer, maar dat is wel waar hun onderzoek op neer komt.
De wetenschappers keken naar de frames, taal, kortom de communicatie van dit soort ‘disruptive’ bedrijven over de mensen die het werk voor ze doen. Ze bekeken welke woorden en labels worden gebruikt, en of die zowel juridisch als moreel te verantwoorden zijn. Cornelissen en Cholakova concentreerden zich vooral op Uber.
Geen chauffeurs maar 'partners'
Uber ontstond in 2009 als UberCap, maar veranderde de naam in Uber om zich te ‘onderscheiden van de taxi-sector'. Het bedrijf afficheert zichzelf momenteel als een 'online vervoersnetwerkbedrijf', met een missie om 'vervoer voor iedereen, overal te brengen'. Het profileert zich in al zijn communicatie en juridische labels zich als een intermediair die klanten en chauffeurs samenbrengt. De chauffeurs worden geen werknemers genoemd maar 'partners'
Dat doet Uber niet voor niets. Het wil zichzelf graag geclassificeerd zien als een platform dat ‘zelfstandigen’ de mogelijkheid biedt om vervoersdiensten aan te leveren of eten rond te brengen. Zo’n classificatie heeft verstrekkende gevolgen voor regelgeving, sociale gelijkheid en welvaart. De mensen die het werk verrichten vallen niet onder cao’s en kunnen zich niet laten vertegenwoordigen door vakbonden. Ook draaien ze zelf op voor ziekte en arbeidsongeschiktheid.
Framing verbreedt
Ook bedrijven als Deliveroo en Foodora doen er alles aan om ervoor te zorgen dat er geen onderdelen in de omschrijving van hun bedrijf staan waarmee zij 'ten onrechte' kunnen worden gecategoriseerd als traditionele werkgevers in de sector maaltijdbezorging.
Volgens Cornelissen en Cholakova verbreedt deze framing zich. Ook bedrijven die hun personeel altijd als werknemers classificeerden, willen nu ook het etiket 'zelfstandige' gebruiken om hetzelfde economisch voordeel te kunnen behalen.
De vraag is of het maatschappelijk acceptabel is als een bedrijf zich als platform manifesteert, en via een app optreedt als bemiddelaar tussen klantverzoeken en werkzaamheden, en zich daarmee ontdoet van arbeidswetgeving en verantwoordelijkheid.
Rit binnen 15 seconden accepteren
De onderzoekers vinden van niet. De argumenten die Uber ter rechtvaardiging gebruikt zijn discutabel. Voorstanders van een zelfstandigenstatus, in plaats van een werknemersstatus, wijzen er bijvoorbeeld op dat het aantal werkuren niet te meten is. Een ander argument van voorstanders is dat werknemers met meerdere apps tegelijk bezig kunnen zijn, waardoor het moeilijk is om uren toe te schrijven aan een enkele werkgever.
Cholakova en Cornelissen stellen juist dat Uber chauffeurs actief aanstuurt, zelfs gedurende 'inactieve' uren. Van hen wordt immers verwacht dat ze een rit binnen 15 seconden accepteren, zonder de exacte locatie of beloning te weten. Omdat chauffeurs het risico lopen te worden afgedankt als ze een rit weigeren, kunnen er vraagtekens gezet worden bij de hoeveelheid vrijheid die zij echt hebben.
Volkomen 'fictie'
De onderzoekers verwijzen ook naar een uitspraak in het VK uit 2016, waarin een arbeidsrechtbank Uber fel bekritiseerde. Die vond het 'volkomen fictie’ dat Uber zichzelf omschreef zichzelf als een intermediair digitaal platform. In hun uitspraak schreven de rechters: ‘Het idee dat Uber in Londen een mozaïek is van 30.000 kleine bedrijven die verbonden zijn door een gemeenschappelijk 'platform', is naar onze mening belachelijk.’
Ook Cholakova wijst de redenering ten gunste van een nieuwe categorie ‘zelfstandigen’ af. Ze vindt die oneerlijk en verwacht dat die een negatief netto-effect heeft voor de samenleving. ‘Deze nieuwe categorie ondermijnt het naoorlogse ideaal van de arbeidsrelatie die werknemers steun en bescherming biedt.’
Zij en Cornelissen waarschuwen dat er een nieuwe groep slecht betaalde werkenden zonder arbeidszekerheid kan ontstaan, met materiële en psychologische schade tot gevolg.
Winst uber alles
Het onderzoek van de Rotterdamse wetenschappers roept herinneringen op aan de opkomst van netwerken als Facebook, die ook met framing hun positie hebben versterkt. Het gebruik van woorden als ‘sociale media’ en ook het ‘delen’ van informatie hebben voor veel schade gezorgd voor onder meer uitgevers en de privacy van gebruikers.
De onderzoekers pleiten voor meer aandacht voor de communicatie van de nieuwe ‘gig’-bedrijven. Zo zou er toezicht op de lobbyactiviteiten, advertenties en juridische argumenten moeten komen die ze inzetten om hun bedrijf in de gewenste categorie te krijgen.
Prof. Joep Cornelissen: ‘Deze ontwikkelingen zouden genoeg redenen voor beleidsmakers, wetgevers en onderzoekers moeten zijn om te werken aan een eerlijke classificatie voor werknemers van bedrijven als Uber. Dit is nodig om ervoor te zorgen dat het geen ‘winst Uber alles’ wordt.”
Lees het hele onderzoek, Profits Uber everything? The gig economy and the morality of category work in Strategic Organization.