Beeld uit de commercial 'No Sheep, No Sleep' voor Volkswagen Tiredness Recognition System (regie: Adam Hashemi)
De hoofdrolspelers van Bacon:
Jullie waren in 2011 nog maar net open toen twee vliegtuigen het World Trade Center in vlogen. Wat dachten jullie op dat moment?
Werner: ‘Wat iedereen dacht. Dat de wereld zou vergaan. En dat Bacon een doodgeboren kindje zou zijn. Maar we hebben het overleefd, en ook de dotcom-krach, de financiële crisis en de economische crisis. Nu nog de milieucrisis en IS en dan hebben we het echt gered. Nee, serieus, we bestaan nog steeds en doen het niet onaardig. Dat maakt ons dankbaar en nederig.’
Daar kwam bij dat de productiemaatschappij geleid werd door regisseurs – hoe hebben jullie dat overleefd?
Wedendahl: ‘Door elke keer weer te streven naar het allerbeste resultaat, tot in detail. Onze bank was overigens iets minder gecharmeerd van die “visie’.’
Wat was jullie punt aan de horizon toen jullie begonnen?
Wedendahl: ‘Precies dat: een productiemaatschappij zijn waarbij de nadruk lag en ligt op creatie, en niet op de kassa. Dat neemt niet weg dat we er snel achter kwamen dat financiële ruimte ook creatieve vrijheid betekende. Maar dat vergeten we net zo vaak weer, hoor. Vraag maar aan onze CFO – hebben we die trouwens?’
Waarom gekozen voor de naam Bacon? Niet echt de meest aantrekkelijke naam.
Werner: ‘In de tijd dat Denemarken als koninkrijk ontstond, was spek het voornaamste exportproduct. Het leek ons gepast die succesvolle agrarische erfenis als het ware nieuw leven in te blazen. Kijk niet verbaasd op als er in Nederland plotseling een productiemaatschappij wordt opgericht met de naam Kaas of Tulp.’
Toen jullie zelf begonnen, in de jaren negentig, werden commercials nog maar net vertoond op de Deense tv. Was dat ’n soort walhalla?
Wedendahl: ‘In die zin dat het makkelijker was om raak te schieten bij het publiek en in die zin dat de budgetten, camera’s en mobiele telefoons veel groter waren, ja. Maar ook toen draaide het al om het vechten voor het – in jouw ogen – beste idee.’
Afgelopen jaar was het Bacon all over. Jullie wonnen de ene prijs na de andere (zie kader). Hoe dat zo?
Lyngner: ‘Noem het oogsten, I guess. We zijn ons blijven focussen op het best mogelijke resultaat, waarbij we slechts met een half oog keken naar het budget; dat heeft er vast mee te maken gehad. Ik weet dat op een gegeven moment het gerucht ging dat die “dwazen” bij Bacon bereid waren break-even te draaien op projecten. Die creatieve nadruk heeft het nodige talent aangetrokken, weet ik.’
Maar Martin, in Shots zei jij over talent: ‘It just shines – it’s tough to be like that’.
Werner: ‘Talent heeft meer te maken met creativiteit en “snel” zien en begrijpen. Maar Daarnaast is vooral inzet, geduld en doorzettingsvermogen nodig. Zeker voor mezelf geldt dat ik altijd hard heb gewerkt en daardoor beter ben geworden. De ironie van succes is wel dat hoe beter je zelf wordt, hoe beter de scripts worden die je krijgt aangeboden. Dat versnelt het proces. Als je vervolgens die scripts - waar vaak al zoveel in zit - met het nodige respect behandelt, dan wordt het leuk, dan daalt er een bepaalde rust over het geheel. Een oud Chinees zen-gezegde luidt: Voor verlichting, hak hout en draag water. Na verlichting, hak hout en draag water. Op die manier kijk ik graag naar mijn werk op.’
Zijn jullie ook gadget-achtige nerds, die beginnen te watertanden als er een nieuwe camera uitkomt?
Wedendahl: ‘Nee, in het geheel niet. Waar we wel heel zorgvuldig in zijn, is het selecteren van en werken met mensen die dat wel hebben.’ Lacht. ‘We werken graag met hele kundige mensen, die vakman en liefhebber tegelijk zijn.’
Martin, in hetzelfde interview met Shots zei jij ook: ‘I love the sound of sound.’ Wordt geluid onderschat bij bureaus en adverteerders?
Werner: ‘Ja zeer. Doorgaans gaat slechts 3 tot 5 procent van het budget naar muziek en geluid – als sluitpost! Terwijl geluid 50 procent van de ervaring bepaalt. Dat is toch bizar? Ga jij maar eens met ’n koptelefoon op de bank muziek liggen luisteren; dan gaat er ’n wereld open. Ik maak me altijd sterk voor geluid, maar het blijft een ongoing battle.’
Als we het hebben over Bacon als merk, waarin onderscheiden jullie je van andere productiemaatschappijen?
Wedendahl: ‘We zijn geen Woody Allens, waarbij de dialoog centraal staat. We zijn behoorlijk Scandinavisch in onze manier van uitdrukken. Dat wil zeggen dat het niet al te expressief is; wij hebben een zekere – aangeboren – melancholie die expliciet wordt in onze verhalen. Het is indirecter, ingetogener, poëtischer. Dat past goed bij de hedendaagse, subtielere manier van verhalen vertellen. Er is al zoveel clutter.’
Kunnen jullie ‘n paar kenmerkende voorbeelden geven van jullie signatuur?
Lyngner lacht: ‘In alle bescheidenheid? De Jack & Jones-spot met een zwijgende Christopher Walken van Martin [Werner], Jeppe Rønde’s film voor gehandicapten die ook graag seks willen hebben, de springende schapen van Adam Hashemi voor Volkswagens Tiredness Recognition System, Andreas Nilsson (regisseur van Epic Split met Jean-Claude van Damme, red.) die een commercial met een tornado maakt, Tomas Jonsgårdens film over de “smoothness” van whiskey en alcoholisme, en de slice of life-videoclip van Martin de Thurah voor de Noorse bank DNB. De combinatie van talentvolle regisseurs, goede ideeën, niet denken in beperkingen, poëzie, humor en de kunsten van onze digitale tak in Berlijn, Bacon X, vormt een aardige formule. Goede smaak en hard werken, dat is de essentie van Bacon.’
Martin, jij noemde filmregisseurs Jonathan Glazer en David Fincher als voorbeelden – dat zijn toch heel andere smaken. Waarom zij?
Werner: ‘Ze hebben een universele en epische smaak. En ze zijn 120 procent toegewijd aan hun werk, geweldige verhalenvertellers en doen geen compromissen, of ze nou films maken of commercials. Maar het zijn geen Noorderlingen, hè. Vooral dat epische en compromisloze inspireert mij.’
En wat vinden jullie van Bart Timmer (Bacon en Czar zijn zusterproductiemaatschappijen, red.)?
Wedendahl: ‘Bart is kan heel goed humor regisseren en heeft sterke visuele eigenschappen, skills. Dat is een nogal zeldzame combinatie.’
Wie zien jullie als voornaamste concurrenten?
Lyngner: ‘Behalve met top notch productiemaatschappijen als MJZ, Smuggler en Stink, concurreren we vooral met alles wat de aandacht van de kijker kan trekken. Van branded content van Red Bull tot HBO, tot alle poezenvideo’s – misschien vormt de laatste categorie nog wel de grootste bedreiging.’
Jullie zitten in Kopenhagen, Oslo en Stockholm, hebben een digitale unit in Berlijn, met Bacon X, en samenwerkingsverbanden met Bacon de Czar in Parijs en Czar in Nederland en België. Ooit overwogen een kantoor in Londen en New York te openen?
Lygnner: ‘Uiteraard. En we hebben het ook over LA gehad, dat zou het walhalla zijn. Maar twee van onze oprichters zijn regisseurs, en regisseurs zijn per definitie gescheiden. Hetgeen betekent dat we niet weg kunnen – vanwege de kinderen. Kinderen zijn belangrijker dan commercials. Dus dat is geen optie. Vooralsnog.’
Reclame bestaat in toenemende mate uit branded entertainment . Bevalt het wat jullie zoal zien?
Werner: ‘Het werk van Wes Anderson (onder meer The Royal Tenenbaums en The Grand Budapest Hotel, red.) voor Prada bijvoorbeeld is heerlijk, dat kun je moeilijk nog een commercial noemen. Of neem die film van Turkish Airlines met Lionel Messi en Kobe Bryant (van de Nederlandse regisseur Marco Grandia, red.); dat is wel een commercial, maar zo vermakelijk dat we Turkish Airlines zelfs dankbaar zijn. Dat is de kunst, om de aandacht van mensen van poezenvideo’s af te wenden. Als je dat kunt, ben je een goede regisseur.’
Andreas Nilsson, regisseur van Epic Split, is ook aan jullie verbonden. Wat maakt hem ‘episch’ goed?
Wedendahl: ‘Onze bescheiden Scandinavische inborst noopt ons hierop geen antwoord te geven, en slechts veelzeggend te zwijgen.’
Wat als Bacon het niet meer zou redden? Hebben jullie een exit-strategie?
‘Bacon zal nimmer ten onder gaan. Het zal overgedragen worden aan een volgende generatie toegewijde filmmakers, die ons uit pure dankbaarheid een enorme cheque zullen overhandigen, waarna wij de rest van ons leven aquavit zullen drinken, diep verscholen in Scandinavische bossen, waar geen enkele poezenvideo ons ooit nog zal bereiken.’