‘Aanpak Corona-app bedroevend’ kopte het AD na de inmiddels beruchte ‘Appathon’ die half april werd georganiseerd door het Ministerie van VWS. En ook in andere media was de kritiek op deze experimentele poging om tot een exit strategie uit onze lockdown te komen niet mals. Het was unaniem een faliekante mislukking, zo klonk het. Maar waarom eigenlijk? Bezien vanuit een innovatieperspectief zagen wij juist een enorme omslag in de manier waarop de overheid dit complexe vraagstuk aanpakt. Deze omslag biedt hoop voor alle grote uitdagingen waar wij als maatschappij de komende tijd voor komen te staan.
Door Jeroen van Erp en Anna Noyons
Veel van deze uitdagingen, zoals de energietransitie of de digitalisering van de overheid, spelen zich af op systeemniveau, met meerdere stakeholders, tegengestelde belangen en nog niet uitgekristalliseerde businessmodellen binnen een publiek-private omgeving. Oftewel; gordiaanse knopen waarbij vaak pijnlijke keuzes moeten worden gemaakt om deze te ontwarren. Om tot vernieuwende oplossingen te komen voor dit soort ‘wicked problems’ is per definitie een open, exploratieve benadering nodig, waarbinnen geëxperimenteerd, bevraagd en gefaald mag worden. Dat is een kwetsbaar proces met grote maatschappelijke belangen. Elke verandering heeft daarom ook een vorm van urgentie, leiderschap en eigenaarschap nodig, of dat nu incrementele verbeteringen betreft of radicale oplossingen; er zal altijd iemand of een entiteit op de een of andere manier de scepter moeten zwaaien om de belangen van partijen op elkaar af te stemmen en het grote plaatje in de gaten te houden. Een film zonder regisseur is immers gedoemd te mislukken. Doe je dat niet en stel je die keuzes uit, zoals in de stikstof-kwestie, dan leidt dat uiteindelijk tot een uitkomst waar niemand op zit te wachten, vaak niet zonder grote financiële en vervelende maatschappelijke consequenties.
'Creativiteit, visie en politiek hoeven elkaar niet in de weg te staan'
Dat het wel mogelijk is om als overheid een leidende rol in transities te spelen en weloverwogen keuzes te maken, is al op vele plekken in de wereld en geschiedenis bewezen. Net als in Nederland zijn in Amerika veel IT-projecten jammerlijk mislukt, waarmee honderden miljoenen verspild werden. In 2015 was Obama het zat, hij richtte het United States Digital Service Institute op en ging het zelf organiseren, in plaats van het werk te outsourcen. Hij stelde Megan Smith (voorheen van o.a. Apple en Google) aan als Chief Technology Officer en wist mensen van het MIT en Facebook naar het Witte Huis te halen om tijdelijk mee te denken en ontwerpen. Vanaf dat moment werden ‘wicked problems’ aangepakt, zoals het in goede banen leiden van de immigratie formulieren met creativiteit, kennis en een netwerk aan experts.
Ook op eigen bodem weten we dat creativiteit, visie en de politiek elkaar niet per definitie in de weg hoeven staan. En soms zelfs in één persoon vertegenwoordigd kunnen zijn: Cornelis Lely was ingenieur en ontwerper, en wist zijn plannen voor de Afsluitdijk als politicus te realiseren.
Rutte’s toespraak op 16 maart, waarin hij ons toesprak naar aanleiding van de verregaande maatregelen rondom de coronacrisis, is inmiddels historisch te noemen. Het liet een empathische, open en eerlijke leider zien - leunend op de wetenschap maar niet te beroerd om toe te geven dat er ook bij de overheid en beleidsmakers veel onzekerheid is. ‘We moeten dit echt samen doen’ en ‘Nederland is in de kern een diep socialistisch land’ – door hem gezegd in de Tweede Kamer - zijn inmiddels gevleugelde uitspraken.
Tot dan was het beleid er vooral op gericht om overheidsbemoeienis te minimaliseren, zoveel mogelijk ‘aan de markt te laten’ en zeker geen lange termijn visies te omarmen. ‘Visie is als de olifant die het uitzicht belemmert. Als visie een blauwdruk voor de toekomst betekent, dan verzet alles wat liberaal is in mij zich daartegen’, poneerde Rutte september 2013 nog in de Volkskrant.
Het geloof dat veranderingen in de samenleving uitsluitend bottom-up tot stand moeten komen, zonder sturende rol van de overheid zat diep verankerd in Nederlands beleid en komt voort uit een bijna onwrikbaar neo-liberaal mensbeeld: dat van de homo economicus. De Homo Economicus handelt in eigen belang en waar vraag is creëert zij aanbod. De overheid is er om ervoor te zorgen dat er niet wordt gefraudeerd, dat vraag en aanbod bij elkaar komt, en dat niets of niemand de markt een strobreed in de weg legt. Het doel: economische voorspoed.
Dat gaat op goed waar het consumeren, het individu en de korte termijn centraal staan. Maar mis wanneer het collectief op de lange termijn centraal moet staan. Zoals bij de coronacrisis. De mens is nou eenmaal geen rationeel handelend wezen. We zijn notoir slecht in het maken van keuzes die goed voor ons zijn op de lange termijn. Die keuzes moeten dus weloverwogen gemaakt worden, met inachtneming van alle verschillende stakeholders en belangen.
Zegen
Het feit dat het voor het kabinet half maart dit jaar onmogelijk was weg te lopen van de gordiaanse corona-knoop, zou daarom wel eens een zegen kunnen zijn voor toekomstige maatschappelijke uitdagingen. De overheid en het kabinet hebben zich als kwartiermaker opgesteld ten aanzien van de corona interventies en doorlopen publiekelijk een extreem steile leercurve. Ze werden gedwongen om leiderschap en eigenaarschap te tonen in een onzeker traject en pijnlijke keuzes te maken. Daarbij werd naar burgers geluisterd, experts en de markt.
Er is nog een lange weg te gaan, maar de leermomenten en deze gewijzigde grondhouding bieden enige hoop. We staan in Nederland, ook na de coronacrisis, voor een aantal grote maatschappelijke uitdagingen; de energietransitie, de verduurzaming van de landbouw, ons zorgsysteem, de modernisering van het onderwijs en onze publieke diensten, om er maar een paar te noemen. Hoe organiseren wij als maatschappij deze transities het beste en wat zou de ideale rol van de overheid daarin zijn?
De politiek zou er verstandig aan doen om zich per thema nadrukkelijker als kwartiermaker te manifesteren en daarbij verantwoordelijkheid nemen voor het zetten van duidelijke punten op de horizon. Dit kan alleen maar door een integrale aanpak te omarmen waarbij het maatschappelijk belang voorop staat, en waarbij het economisch belang daar een onderdeel van is.
De overheid, als incubator van de grote collectieve uitdagingen, zou pas los moeten laten als er zelfdrijvend vermogen is voor de transitie, precies wat ze nu doet in het bestrijden van deze crisis. Dat biedt ook de basis om te exploreren, te testen, te falen en te leren. Hierin is, naast de markt en experts, nadrukkelijk een belangrijke nieuwe rol weggelegd voor de creatieve industrie en de wetenschap. De creatieve industrie om vragen te stellen en oplossingen te bedenken welke de individuele belangen van het veld aan stakeholders overstijgen, en de wetenschap om een kennisbasis aan te dragen als voedingsbodem.
Het ontwerpen van de gewenste verandering vraagt om de juiste inzichten en een langetermijnbeleid, waardoor ook kennis en ervaring wordt opgebouwd om de transitie uiteindelijk te kunnen begeleiden en implementeren. En we durven het inmiddels weer te zeggen: het is voor de overheid en de samenleving van vitaal belang om een visie te ontwikkelen ten aanzien van de grote thema’s van onze tijd.
Jeroen van Erp is voorzitter van de Dutch Creative Council, hoogleraar aan de faculteit Industrieel Ontwerpen van de TU Delft en co-founder van strategic design agency Fabrique.
Anna Noyons is social designer en oprichter (ink).: ontwerpstudio gericht op sociale impact.
Plaats als eerste een reactie
Ook een reactie plaatsen? Word lid van Adformatie!